vrijdag 19 augustus 2011

bespannen met andere snaren


In de kerk hebben we oog voor verdriet. Soms, als ik op zondag als hoorder in de kerkbank zit, dan overvalt me wel eens lichte weerstand bij het gebed om ontferming. Waarom zoveel nadruk op de verdrietige kant van het leven, op ellende en onrecht? Maken we het niet te zwaar en vergeten we daarmee niet de zonnige, vrolijke, ondeugende dingen van het leven? Geluk en verdriet brengen we béide mee als we de kerk binnenkomen.
Maar de kerk – en dan bedoel ik niet alleen binnen de muren, maar overal waar mensen zich met God en met elkaar verbonden voelen, in het voetspoor van Jezus – maakt extra ruimte voor de pijn van mensen. En dat is goed, want wie pijnlijk geraakt is door verdriet dreigt zo snel weer dóór te moeten. Terwijl rouw een lang en niet te overzien proces is. Soms denk je dat je ‘er bent’ en dan opeens, overvalt het je weer alsof het nog maar net gebeurd is. Tijd is maar heel betrekkelijk: wat voor een ander alweer lang geleden is, dat is voor iemand die een heel dierbare mist aan de orde van de dag. Soms onverwacht, opeens.
We hebben zo snel een oordeel.. we vinden dat iemand wel weer erg snel aan het werk is, of helemaal niet verdrietig lijkt, omdat zij of hij leuke dingen doet.. Of we vinden dat iemand in het verdriet blijft hangen, terwijl het leven toch doorgaat.. Maar er is niet één route om verdriet te verwerken. Rouw is als een bochtige weg die niet rechtdoor gaat, maar op en neer. En er is verdriet dat je nooit ‘verwerken’ kunt. De pijn blijft altijd deel van je. Het gemis hoort bij je.
Voor een ander is dat moeilijk te verdragen; je wilt degene met verdriet liever ‘helpen’ dan machteloos toezien. Toch zit er niets anders op dan machteloos zijn, maar wel blijven. Niet weglopen voor wat niet opgelost kan worden, niet goed gemaakt, niet gerelativeerd. Blijven bij wie verdriet heeft.
Maar er zijn soorten van verdriet,
die iets veranderen aan het lied,
Men wordt bespannen met andere snaren
en wie het niet ervoer, die weet het niet. (Vasalis)
Kunnen we dan niets voor elkaar betekenen, elkaar niet troosten? ‘Je moet het eerst zelf meegemaakt hebben’ hoor je mensen vaak zeggen. Moet je het eerst hetzelfde meegemaakt hebben om een ander te kunnen aanvoelen? Ik denk dat ‘Je moet het eerst zelf meegemaakt hebben’  een manier is om te zeggen: wie verdriet gevoeld heeft weet, dat je een ander alleen kunt helpen door niet te willen helpen. Elk verdriet is uniek en onvergelijkbaar. Wie dat wil horen, wie het uit kan houden met de diepte van het verdriet van een ander, dat zich niet oplossen of vergelijken laat, die kan iets betekenen. Die is er voor een ander.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten