donderdag 8 december 2016

radio interviews

Meerdere malen mocht ik iets vertellen over single zijn en mijn boek.

In Onderweg (EO) sprak ik op 5 november 2016 met Elsbeth Gruteke. Onderweg terugluisteren...

In Bij Jorieke was ik te gast bij Jorieke Frederikze op 8 december (Groot Nieuws Radio)
Bij Jorieke terugluisteren...

maandag 17 oktober 2016

Interview Nederlands Dagblad

Predikant Rebecca Onderstal schrijft boek over single-zijn
Rebecca Onderstal: ‘Echte eenzaamheid ontstaat pas als je alleen bent met je ervaringen.’ | beeld Anne Paul Roukema | tekst Harmke van Berkum - 14 oktober 2016

Single-zijn is een kunst op zich. Predikant Rebecca Onderstal (47) schreef er een boek over. Want, zegt ze, er is niks mis met mij. Ook ik als single ben een compleet mens.

In haar boek Mooi niet alleen beschrijft predikant Rebecca Onderstal (47) hoe ze haar leven als single vormgeeft. Acht jaar geleden scheidde ze van haar man. Haar oudste zoon is net het huis uit, haar jongste twee kinderen van zestien en dertien jaar oud wonen de helft van de tijd bij haar. Als haar kinderen bij hun vader zijn, woont Onderstal alleen in een pastorie in Cothen, waar ze predikant is van de Protestantse Kerk. Daar vertelt ze over haar leven als single, over de eenzame kanten ervan en over de verbondenheid die ze met anderen ervaart.

Wat vindt u het moeilijkst aan het leven als single?
‘Niemand wenst me goedemorgen of welterusten. Dat ik juist op momenten als voor en na het slapengaan iemand mis, komt wellicht doordat ze symbool staan voor het feit dat ik uiteindelijk mijn dagen alleen doorbreng. Aan de rand van de dag ben ik alleen. Alleen eten is ook niet leuk. Zulke momenten hebben te maken met dingen niet kunnen delen. Er is niemand die me vraagt hoe mijn dag was. Het gaat over de afwezigheid van iemand, iemand die van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat met je verbonden wil zijn. Die basale verbondenheid die er is als twee mensen voor elkaar kiezen, die mis ik.’
U heeft het gevoel gehad dat het aan uzelf ligt dat u single bent.
‘Vaak wordt er over singles gezegd dat ze te kieskeurig zijn of wellicht niet voldoende openstaan voor een relatie. In dat gevoel kon ik eerder erg verzinken. Dat zie ik ook bij anderen. Eén van mijn collega’s sprak tijdens de boekpresentatie. Zij had Mark Rutte gezien bij Z omergasten, die alleen-zijn “misschien wel het laatste taboe” noemde, en dacht: gelukkig, er is dus niks mis met mij. Ik heb geleerd niet te denken dat het allemaal aan mezelf ligt. Liefde is geluk hebben, je hebt geluk als je de juiste persoon tegenkomt. Dat overkomt je. Als je dat geluk niet hebt, is dat niet altijd te verklaren. Ik heb wel gedatet, maar ben daar weer mee gestopt. Ik nam het te zwaar op, het voelde als een sollicitatieprocedure. Als een ontmoeting nergens op uitliep werd ik na afloop onzeker: ben ik niet leuk genoeg, is er iets mis met mij, welke kronkel zit in de weg?’
lijfelijke aanwezigheid
In uw boek gebruikt u het woord ‘huidhonger’: aanraken en aangeraakt willen worden. Mist u dat?
‘Aangeraakt worden is heel fijn. Gelukkig heb ik vriendinnen die dat doen en kinderen die op schoot komen zitten, ook al zijn ze al wat ouder.
Toch is er een stuk van je dat nooit wordt aangeraakt, dat hoort nu eenmaal bij single-zijn. Je helemaal blootgeven aan iemand die naar je verlangt, dat is er niet. Op hoogtijdagen of bij belangrijke gebeurtenissen kan ik de behoefte hebben aan iemand tegen wie ik even aan kan
kruipen, die me in de armen neemt en zegt: kom eens even hier.’
Hoe gaat u met dat gemis om?
‘Het helpt me om bewust aandacht te besteden aan mijn lijf, bijvoorbeeld door naar de sauna te gaan. Zo onthoud ik dat ik ook nog een lijf heb dat er mag zijn. Als ik de lijfelijke aanwezigheid van iemand mis, organiseer ik soms die aanwezigheid. Na afloop van mijn boekpresentatie
bijvoorbeeld heb ik iemand gevraagd te blijven slapen, zodat ik iemand had om mee na te praten. Dat is anders dan een partner, die er vanzelfsprekend is. Als single moet ik bewust iets voor mezelf organiseren. Dan moet je dus niet denken dat anderen dat stom vinden of dat het te veel gevraagd is. Ik ben de afgelopen jaren minder bang geworden voor afwijzing. Je moet ook een “nee” kunnen hebben, soms zijn mensen gewoon druk en ligt het niet aan jou dat ze niet kunnen. Het is ook goed om je vriendenkring breder te houden, zodat je niet te veel van één persoon verwacht en diegene niet overbelast.’
Wat is voor u de grootste les geweest in uw leven als single?
‘Ik heb geleerd stil te staan bij het gemis van een partner zonder erdoor geobsedeerd te worden. Dat lukt niet altijd hoor, maar het gaat steeds beter. In het begin vond ik het al lastig om alleen thuis te zijn. Als ik me dan niet happy voelde, raakte ik door dat gevoel geïsoleerd en dacht ik dat ik niemand had. Dat heeft te maken met wel of niet veilig gehecht zijn. Als je minder veilig gehecht bent, is het moeilijker een goed evenwicht te vinden tussen afstand en nabijheid. Ik ben daar wel in gegroeid, ik kan nu beter alleen zijn doordat ik heb geleerd dat er wel degelijk mensen om me heen zijn die belangrijk voor me zijn. Ik voel me minder geïsoleerd en zoek contact met vrienden als ik niet lekker in mijn vel zit. Vooral na mijn scheiding heb ik veel in vriendschappen geïnvesteerd.’
Hoe ervaart u de plek van singles in de kerk?
‘De gemeente waar ik nu predikant ben, is een echte dorpsgemeente. Veel gemeenteleden komen alleen naar de kerk; hun partner is overleden of niet gelovig. Er heerst dus niet een echte gezinscultuur, zoals in andere kerken meer het geval is. Veel kerken richten zich in eerste instantie
op gezinnen, misschien omdat het gezin de plek is waar het geloof wordt doorgegeven. Helemaal als het over dertigers of veertigers gaat, staat het gezin centraal. Als single ben je bijna geen doelgroep van activiteiten, je wordt over het hoofd gezien. Soms zijn er wel activiteiten voor alleengaanden of mensen die eenzaam zijn, maar ja, je wilt ook niet alleen maar een probleemgeval zijn. En zo worden alleengaanden wel vaak benaderd, als mensen die verdriet hebben of iemand kwijtgeraakt zijn.’
Welke rol speelt God in dit verhaal?
‘Zeker in moeilijke periodes was God niet per se degene die me een helpende hand toestak. Wel is Hij via mensen steeds dichterbij gekomen. Tegelijk ben ik iemand die stilte en meditatie gebruikt om God te ervaren. Juist als ik alleen ben, kan ik de nabijheid van God ervaren. Als ik
mediteer probeer ik te ervaren dat er een werkelijkheid van God is waar ik even in mag gaan. Ik voel dan een liefdevolle blik op me gericht. Er is Iemand die me ziet zoals ik ben.’
Wat zijn de belangrijkste tips die u voor andere singles heeft?
‘Durf kwetsbaar te zijn. Als je niks van jezelf laat zien, mis je een kans om dingen te delen en te leren van een ander. Het verbindt als je eerlijk durft te zijn over wat je moeilijk vindt. Echte eenzaamheid ontstaat pas als je alleen bent met je ervaringen. Koester dus ook je vriendschappen.
En onthoud dat jij niet je gemis bent. Ook met gemis ben je een heel mens.’
Wat zou u mensen met een relatie of een gezin willen meegeven?
‘Het is fijn als zij af en toe ruimte maken in hun huis en leven voor iemand die aanschuift. Juist met feestdagen en tijdens vakanties is het fijn als ergens de deur voor je openstaat. Dat niet iedereen uit zichzelf zo gastvrij is, komt niet per se voort uit onwil. Veel mensen staan er niet bij stil dat dit voor singles heel waardevol is. Ik heb vrienden bij wie ik tijdens de vakantie weleens een paar nachtjes terechtkan en waar ik me niet het vijfde wiel aan de wagen voel. Gastvrijheid is een groot goed.’ ■

N.a.v. Mooi niet alleen. Het complexe en complete leven van een single
Rebecca Onderstal. Uitg. Ark Media, Amsterdam, 2016. 96 blz. € 12,95

maandag 3 oktober 2016

Mooi niet alleen?

 Ik stond er mooi niet alleen voor, bij de presentatie van mijn boek. De kerk zat vol met mensen die het feestje mee wilden beleven. En er waren er acht die ook het woord wilden voeren. Ze lieten zich uitnodigen om óók een persoonlijk verhaal te vertellen, geïnspireerd door het boek "Mooi niet alleen" (over single zijn). Of, zoals Rolinka Klein Kranenburg zei, toen één van de andere sprekers zich vertwijfeld afvroeg waarom ze ‘ja’ had gezegd op de vraag om te spreken: ‘Omdat je zoveel van haar houdt’. Zo voelde het: de avond was één grote omarming door mensen die zich verbonden voelen met mij. En laat ‘het leven omarmen’ nu één van de basisthema’s zijn van het boek.


En het voelde bijna ondankbaar, dat ik me ondertussen ook bewust was van een ondertoon van verdriet. Ik zat daar vooraan op een stoel en werd door de sprekers met meer waardering en liefde toegesproken dan ik zomaar verwerken kon. En ik luisterde naar hun verhalen waar verlangen uit sprak, en de bochtige wegen die het leven gaan kan. Ik hoorde ze vertellen over het geluk als je bij jezelf thuis kunt zijn. Het single bestaan wordt te vaak gedefinieerd door wat je mist en wat je niet bent. Maar bij de meesten van hen was er ook die onderstroom van verlangen èn gemis wanneer er geen partner is.


De dagen erna koesterde ik me in de warmte van de avond. En tegelijk probeerde ik te ontwarren wat dat gemis nu is. Met zoveel liefde om me heen, met mensen om verhalen mee te delen, mensen die open zijn en warm en eerlijk.. wat mis ik dan precies?
In de liefdevolle omarmingen waar mijn leven rijk aan is, is er een stukje van mij dat niet wordt aangeraakt. Letterlijk is dat zo: naaktheid is niet iets wat binnen een vriendschap aan de orde komt. Ik kan best uit de kleren gaan zijn in het gezelschap van anderen, in de sauna of in mijn eigen badkamer. Maar dat is wat anders dan naaktheid die de naaktheid van een ander raakt. Het woordeloze ‘zijn’ van die naaktheid raakt een andere laag in mezelf dan vriendschap. Het is ‘oer’ en niet méér maar anders dan andere diepe verbindingen. Het gaat over iemand die dag aan dag bij je wil horen. Van het wakker worden met het ochtendlicht tot je je ogen weer dichtdoet, en ook de tijd er tussenin is er een lichaam dat het jouwe raakt, een leven dat het jouwe raakt.
Nu dat er niet is, is er óók gemis dat zich niet opvullen laat. En heel veel liefde.

PS (naar aanleiding van een reactie via Facebook) dit gemis is niet voorbehouden aan singles - het kan er ook zijn binnen een relatie...









zondag 2 oktober 2016

Boekpresentatie 'Mooi niet alleen'

Vrijdagavond 30 september werd 'Mooi niet alleen', een boekje over single - zijn,  gepresenteerd.
Uitgever Paul Abspoel overhandigde het boek aan Rebecca Onderstal. Zij las een fragment voor uit het boek, uit het hoofdstuk dat heet 'Je kunt meer dan je denkt'.
Acht sprekers (Jacobine Scholte - de Jong, Anton ten Klooster, Annette Jansen, Harry Pals, Hester Smit, Rolinka Klein Kranenburg, Marieta van Driel en Janneke Nijboer)spraken over het thema 'single zijn', ieder op hun eigen, persoonlijke manier.

Er was ook muziek: Loes de Wit zong begeleid door Paul Verkuijlen, Caroline van der Horst begeleidde Mare Hoekstra en Rebecca Onderstal.
Hier is het slotliedje: True Colors...



Héél in het kort een paar uitspraken uit de verhalen van deze avond. Er was veel meer dat zich hier niet laat samenvatten, maar er is een aantal fragmenten om te beluisteren.

Hester Smits, predikant in Leiderdorp
Geluk is voor mij als premier Mark Rutte op tv vertelt, dat single zijn je nu eenmaal gewoon overkomen kan. Er is dus niets mis met mij, het ligt niet per se aan mij.
Soms zing ik een regel van Huub Oosterhuis ‘Van U is de toekomst, kome wat komt’. Maar dan heb ik toch weer de neiging de Eeuwige een handje te helpen.. Beluister Hester's verhaal...


Marieta van Driel
Het is niet goed dat de mens alleen is, niet als die single is en niet als die mens getrouwd is.
Toen ik alleen kwam te staan besloot ik mezelf gezelschap te houden. Beluister Marieta's verhaal...

Rolinka Klein Kranenburg
Wat doe je in de tussentijd als er geen partner is, met je huidhonger? Ga je avonden lang Bridget Jones kijken, of probeer je toch maar wat uit, op het gebied van seks tot de echte Mark Darcy komt bij wie seks en intimiteit en liefde samenvallen...? Beluister Rolinka's verhaal...

Harry Pals
Als je te maken krijgt met een breuk, hoe vind je dan je waardigheid terug – het besef dat je de moeite waard bent en waardevol terwijl iemand anders je verlaat? Kun je dan over vergeving spreken? Kun je je slachtofferrol loslaten?

Annette Jansen
uitgever Paul Abspoel van Ark Media
Is kiezen iets wat je echt alleen doet en moet doen? Of worden keuzes juist gemaakt waar de afstand tussen jou en de ander wegvalt? Beluister Annette's verhaal...

Jacobine Scholte de Jong
Eén is een heel getal – die zin is iets om aan vast te houden als je alleen komt te staan. Er zijn stellen die met elkaar vergroeid zijn, terwijl anderen meer ruimte tussen hen in laten. Dat maakt je misschien minder ‘half’ in je eentje. Beluister Jacobine's verhaal...

Anton ten Klooster
Het is pijnlijk als men celibatair leven beschrijft als een leven zonder liefde. Beschrijf het maar als een leven als ‘gold card single’. Lees de rest van Anton’s verhaal of beluister het..

Janneke Nijboer
Het zoeken naar wat de liefde wel is kan langs allerlei momenten voeren waarop je beseft ‘maar dit was de liefde niet…’

Meer foto's... 
Wil je graag horen wat er deze avond verteld is, stuur dan even een berichtje naarZINinWbD ad gmail.com

Nog 2 liedjes: Throw it away (Rebecca Onderstal), Lief, ik draag je wel naar huis (Loes de Wit)
Jacobine Scholte - de Jong
Anton ten Klooster



Harry Pals
Annette Jansen
Hester Smits
Marieta van Driel



Mare Hoekstra
Loes de Wit
Paul Verkuijlen




Rolinka Klein Kranenburg
Janneke Nijboer



zaterdag 20 augustus 2016

Leven met leegte - een seminar met Peter Rollins

Peter Rollins sprak vandaag tijdens een seminar met als titel 'Building on Fire' over God (daarover hieronder iets meer..), maar ook over de leegte (the lack) die mensen ervaren.
Ik hoorde dit laatste als een theologische maar vooral heel persoonlijke vraag: hoe leef ik als mens met die ervaring van leegte? Hoe verdraag ik die?
Ik voel vaak de onrust van leegte en ben steeds geneigd die op te vullen. Met de hoop op een nieuwe liefde, of met het speuren naar aandacht via sociale media, met hoop op waardering voor een nieuw blog, of door mijn lijf de afleiding te geven van een krakende zak chips of een koud glas rosé dat verdooft….
Terwijl ik wel weet dat er uiteindelijk een leegte is die zich niet laat verdrijven. Er is afstand tussen mijn verlangen en de realiteit zoals die is, tussen wens en werkelijkheid – deze spanning is pijnlijk maar wezenlijk. Het hoort zelfs bij de liefde, dat de ander er is maar tegelijk een mysterie blijft. Zoals ik ook mezelf een mysterie blijf… Deze spanning, de afstand tussen wens en werkelijkheid kun je ook zonde noemen.
Rollins vertelt hoe geloof gebruikt wordt als ‘quick fix’ voor deze afstand. De kruisdood van Jezus krijgt de betekenis van verzoening en overbrugging van de afstand tussen God en mens. Maar net als andere snelwegen naar geluk waar onze cultuur mee adverteert is dit een illusie. En vooral: het geeft betekenis aan iets wat zich aan iedere betekenisgeving onttrekt. De kruisiging is absurd. Misschien net als elk lijden, dat het niet verdraagt om verklaard te worden. Zoals de ‘donkere nacht van de ziel’ die niet gerelativeerd moet worden omdat ‘God er toch wel is’. God is geen projectie, maar een ‘projectiel’ die alle gemakkelijke verklaringen omverwerpt. Het christelijk geloof heft de leegte niet op, of legt geen snelle brug eroverheen. De leegte wordt alleen draaglijk gemaakt. Hoe… ?
Rollins: God is geen ‘object’ dat we inzetten kunnen tegen de leegte. God is de diepte dimensie in wat er is – als we onszelf daaraan geven, als we ons verliezen in het leven, dan ervaren we God.
Het is als een Ierse pub, waar verhalen gedeeld worden, waar gezongen wordt over verdriet in het leven – er wordt wel gedronken, maar niet om te verdoven en te vluchten, er is wel muziek maar niet zo hard dat er geen gesprek meer mogelijk is.
Als ik eerlijk mag zijn: op die momenten van verbondenheid is gemis draaglijk. Een tafel met vrienden of onbekenden wordt al snel een soort Ierse pub. Maar de leegte kruipt er steeds weer in – in mijn lijf, in huis, en ook in gezelschap kan afstand een pijnlijk leeg gevoel geven. Niets gaat me hier definitief van verlossen. Dat is de pijnlijke waarheid.
God is geen oplossing. De ander is geen oplossing. Iets wat ik krijg of heb lost het verlangen niet op.
Ik kan alleen mezelf geven – heb God lief en de ander zoals jezelf, zegt Jezus. Liefhebben is het absurde, het is waar God is, midden in de spanning tussen wens en werkelijkheid. Daar gebeurt waar we naar verlangen, heel even. En daardoor wordt mijn verlangen weer gevoed.
Kan ik leven met leegte? Leef ik met God in die leegte? Leef ik de spanning tussen verlangen en werkelijkheid voorbij in het liefhebben?

Over God...
In een rollercoaster van verhalen, anekdotes, verwijzingen naar filosofie en psycho analytische inzichten nam Peter Rollins ons mee in een  heroverweging van wat christendom is.
Meer van Peter Rollins vind je in zijn boeken en in filmpjes die door Wouter Nieuwenhuizen op een rijtje zijn gezet op Facebook.  
Hoe kijken we naar God? Rollins beschrijft verschillende manieren, in toenemende mate van ‘ongrijpbaarheid’. God kun je zien als ‘a Being’ - een wezen dat bestaat. In de mystieke traditie kijkt men naar God als ‘a Hyperbeing’ (een wezen dat alle andere te boven gaat en dat steeds met nieuwe namen genoemd kan worden zonder dat het ooit volledig is. Van Tillich komt het beeld van God als ‘Ground of Being’: het ultieme waartoe we ons verhouden, de grond van ons bestaan. En God is ‘Event’ - het kwetsbare gebeuren, het doen van liefde waarin God geleefd wordt.  “The weakest force in the universe’ zegt Rollins, datgene wat nog komen moet, waar we naar verlangen en wat we soms opmerken.
Alle taal over God heeft meerdere dimensies: een objectieve, subjectieve en een ‘evental’ – gebeurende. Het is niet de objectieve kant, dat wat ‘is’ alleen wat iets ‘werkelijk’ maakt. Christus is opgestaan omdat het gebeurd is. Maar pas als er opstanding is in je eigen leven, als de opstanding op een symbolische manier een plek krijgt, pas dan wordt het ècht werkelijk. Pas dan gebeurt er iets.
Waar en echt gebeurd is alleen dat, wat óók symbolisch, in de (subjectieve) beleving (van je eigen hart, ziel en lijf) bestaat, en wat gebeurt in je eigen leven.

Beelden: te zien in beeldentuin de Pruimengaard, Wijk bij Duurstede

dinsdag 14 juni 2016

Kerk voor wie geen kerk wil? Over de worsteling om ‘wij’ te zeggen…

Dit artikel verscheen in 'Voorbij de sprakeloosheid' , een tijdschrift dat verscheen ter gelegenheid van de afsluiting van de opleiding Missionaire Specialisatie, met bijdragen van alle deelnemers aan de opleiding. 

Pioniersplekken en gemeenschapsvorming

Gesteund en gestimuleerd door de Protestantse Kerk is een netwerk van pioniersplekken aan het ontstaan: nieuwe plekken van kerk-zijn voor wie bij de oude geen aansluiting vindt. 
Er is ook een visie geformuleerd met betrekking tot pioniersplekken binnen Missionair Werk; onderdeel daarvan is ‘gemeenschapsvorming’.
In een denktank van de pioniersplek waar ik voor werk (ZIN in Wijk bij Duurstede) heeft het begrip gemeenschapsvorming - als doel op zich -  weerstand opgeroepen. Er is goed gesprek mogelijk over de waarde van ontmoeting en verbinding, maar ondertussen blijft gemeenschapsvorming een norm die verzet oproept. Ze horen er ‘kerk’ in, met alles waar ze juist afstand van willen nemen. Ze zien muren opdoemen en een groep die grenzen trekt met behulp van dogma’s die ze niet meer begrijpen. Terwijl ze openheid zoeken, vrijheid en radicaal respect voor ieders visie. Dat is waarin ze nieuwe wegen willen inslaan. Autonomie lijkt voor hen belangrijker dan het behoren tot een gemeenschap. En – paradoxaal – vinden ze elkaar daarin.
Pionieren begint bij het serieus nemen van en luisteren naar de context om te ontdekken waar mensen zijn en wat ze hopen en verlangen en wat niet. Het betekent Gods aanwezigheid daar ontdekken. Maar wat als velen die de kerk verlaten hebben (of er helemaal buiten zijn opgegroeid) het erg benauwd krijgen van een gemeenschap die iets met kerk te maken heeft? Wat als onze cultuur vraagt om meer vrijheid en een losser verband? Kan dat überhaupt zonder Jezus zelf te verraden? Mag een los-vast verband, een netwerk, nog ‘kerk’ heten? En is het levensvatbaar op de lange duur, want wie zorgt ervoor dat het niet vervluchtigt en verdwijnt?

De ander

De menswording van Christus laat zien dat van-Jezus-Christus-zijn nooit kan zonder de ander. Geroepen zijn door Hem en tot kerk-zijn betekent je iets gelegen laten liggen aan de ander. Want zo laat God zich kennen: door de ander, in een mens, als de ander. Juist de ander die mij vreemd is kan mij iets van God laten zien. Christus zoekt mij op in de vreemdeling, in degene die me tegenspreekt, die me weghaalt uit eigen gelijk en comfortzone. Geloven houdt in dat je naar de ander wordt toegewend. De kerk als leergemeenschap helpt het individu om niet in eigenwijsheid en oppervlakkigheid te blijven steken.[1]
En bovendien: God is te groot en heeft teveel kanten voor het geloof van de eenling.
Als ik voor mezelf spreek: ik kan het niet, alleen geloven. Mijn geloof houdt het niet zonder geloofsgemeenschap, dan vervluchtigt het. Zo geseculariseerd ben ik wel. Maar het is voor mensen van nu niet gemakkelijk om zich te verbinden aan een groep en een overtuiging.

‘Wij’ van de kerk

Er is rond het begrip kerk een worsteling om ‘wij’ te zeggen. De kerk van de eeuwen heeft grote kracht als plek waar iets wezenlijks levend wordt gehouden. Het is een plek van ontmoeting met de Eeuwige, een levende gemeenschap rond het heilige. Maar bestaat het instituut niet teveel voor wie binnen zijn en erbij horen, met daarbij het overeind houden van vertrouwde gewoontes? Hoeveel van die tradities is van God? Gaat het over het leven, is het relevant?  Hebben we het over eindigheid, falen, geluk, over keuzes en het lijden, over existentiële vragen?
Er zijn er steeds meer die zich geen deel van deze kerk voelen. Zij zijn ‘buitenstaanders’, niet omdat ze buiten de kaartenbak vallen maar omdat ze zichzelf zo definiëren: als niet-van-de-kerk.

Autonomie

Er is méér problematisch aan kerk. Als je gaat pionieren, dan komt op een gegeven moment de vraag: is kerk als gemeenschap wel waar zoekers op zitten te wachten? Onze samenleving heeft niet alleen moeite met instituten, maar ook met gemeenschap. Er is moeite om ‘wij’ te zeggen. Velen willen ook geen deel zijn van de groep. Moynagh schrijft in zijn ‘Bijbel’ voor pioniers dat mensen wel geïnteresseerd zijn in spiritualiteit, maar als individu en niet als groep.[2] Mensen moeten gemeenschap leren, is zijn conclusie –  dat kost tijd.
Er is meer dan moeite met het instituut; er is moeite met gezag en een grote behoefte aan autonomie. Er is moeite om te kiezen voor iets groter dan jij zelf, om te kiezen überhaupt. Wij leven een gefragmentariseerd leven, waardoor je uit zoveel ‘stukjes’ bestaat dat er niet één verhaal te vertellen is. Hoe kun je dan kiezen voor één verhaal en andere kansen laten liggen? Mensen willen graag in vrijheid hun eigen weg kiezen.[3]

Ik en wij zeggen

Als onderdeel van de opleiding bezochten we op een maandag de PopUp Church van Rikko Voorberg en VanBoven in de Jeruzalemkerk, waar Bas van der Graaf ons ontving. De PopUp Church vindt plaats rond een gedekte tafel in een wijkgebouw. VanBoven is een plek voor zoekers binnen het kerkgebouw; een galerij van de kerk werd ervoor ingericht en omgebouwd.
Opvallend verschil in hun verhalen was dat, waar Rikko in de ik-vorm sprak, Bas de wij-vorm gebruikte.

Rikko Voorberg is voorganger van een kerk voor mensen die geen kerk willen. Ze zijn buitenkerkelijk, omdat ze zichzelf als niet-van-de-kerk beschouwen. Ze hebben moeite met het instituut. Maar meer dan dat; het zijn mensen die gefascineerd zijn door wat hij als christen te vertellen heeft, maar moeite hebben met overgave. Ze leveren zich niet gemakkelijk over aan een bepaalde levensbeschouwing.
Jezus riep mensen om hem te volgen. Dat was niet vrijblijvend. Het was een oproep tot omkeer en overgave. Zijn leerlingen werden deel van een groep, een ‘wij’ omdat ze zich aan zijn boodschap en zijn persoon verbonden. Het was een rondtrekkend ‘wij’, steeds in beweging. Toen hij na zijn dood en opstanding er (alleen) in de Geest nog was konden zich groepen in die Geest vormen op allerlei plekken. Het was niet meer gebonden aan zijn fysieke persoon. De groepen, die gemeente genoemd werden, kregen een eigen dynamiek. Een ‘wij gevoel’.

Buiten het ‘wij’

Pionieren is buiten dat ‘wij’ gaan staan, tussen degenen die zich daar geen deel van voelen. Pionieren kan betekenen dat je het ‘wij’ van de verbondenheid met Christus als enkeling belichaamt. Buiten de geloofsgemeenschap. Tom de Haan, stadsdominee in Haarlem, doet het onder protest, dat belichamen. Het is immers de taak van ieder die van-de-kerk is om dat te doen.[4]
Pionierende enkelingen als Rikko Voorberg en Tom de Haan kunnen dit alleen door ‘ik’ te zeggen, door zich uit te spreken. Pionieren vraagt om spreken van God en/of handelen vanuit de aanwezigheid van de Eeuwige waar dat niet vanzelfsprekend is, teruggeworpen op jezelf, op God en op de traditie – de schouders van de gelovigen waar je op staat.

Een nieuw ‘wij’, een ontmoetingsplek

Tegelijk vraagt deze geseculariseerde context om een nieuw ‘wij’, om spreken vanuit verbondenheid. Verbondenheid met degenen die God ook zoeken en opmerken, misschien zelfs vieren, in de dagelijkse werkelijkheid. Ook al zijn ze niet van-de-kerk of niet van-Christus.  Zijn ze zoals katholiek theoloog Borgman beschrijft (citerend uit de encycliek Lumen Fidei) zonder het te beseffen onderweg naar het geloof?[5] Laten we hen in ieder geval niet te snel tot het ‘wij’ en ‘het’ geloof van een geloofsgemeenschap rekenen als ze dat zelf niet doen. Het gedeelde verlangen en pogen dat Borgman noemt betekent wel verbinding.
Ontstaat er dan gemeenschap? Er ontstaat ontmoeting waarbinnen deelnemers elkaar uitnodigen om zich uit te spreken over hun bronnen en ‘ik geloof’ te zeggen. Dat is een nieuw-wij, waarin de aanwezigheid van God niet onbesproken en onopgemerkt blijft maar gezocht wordt. Dat is van grote waarde in onze samenleving waar zoveel sprakeloosheid is rondom geloven. Er ontstaat een ontmoetingsplek.

Jezus is gastheer

ZIN en andere pioniersplekken zijn geworteld in het evangelie, in het geloof in Jezus’ unieke betekenis voor mensen, voor hun leven. Dat houdt geen oordeel in over andere overtuigingen. Er wordt verteld over deze ene overtuiging en geluisterd naar andere, vanuit het besef dat er Waarheid is en dat die in Jezus te vinden is, maar niemand de waarheid in bezit heeft.[6] Deelnemers aan de ontmoetingsplek verhouden zich op verschillende manieren, op meer en minder afstand, tot Jezus.[7] Gastheer in dit alles blijft Jezus zelf, ook al wordt hij niet door iedereen als ‘Heer’ gezien. Hij was hij in zijn leven juist voluit in gesprek met wie zoekende of anders denkend was; rondom hem ontstond er zo gemeenschap.

Leergemeenschap

De ontmoetingsplek vormt een nieuw-wij van mensen die willen leren van elkaar. Afgebakend geloof is niet wat deze gemeenschap bepaalt, maar wel het delen van geraaktheid en het oefenen van nieuwe praktijken. Kenmerkend voor deze praktijken is dat het gaat om je openstellen voor de ander en de Ander – in stilte, in gesprek, in luisteren, lezen, delen en vieren. In een individualistische cultuur waarin het ‘ ik ‘ het centrum dreigt te worden wordt geoefend in bewustzijn van méér dan jezelf en grenzen aan autonomie. Een venster dat opengaat naar eeuwigheid.. En zo komt er toch weer gemeenschap in beeld. Niet als formeel doel, maar omdat het evangelie ons leert om anderen – juist hen die er buiten vallen – in te sluiten, omdat we door Jezus’ boodschap toegekeerd worden naar de ander. Zo is de pioniersplek in gesprek met de context: erbij aansluitend en kritisch tegelijk. 
Jos Douma schrijft: het gaat bij praktijken om dingen die christenen samen doen om te groeien in het goede leven.[8] Ik zou verder willen gaan: praktijken verbinden ook christenen en niet-christenen met elkaar binnen een pioniersplek. Het is eerder een leer- en oefengemeenschap dan een geloofsgemeenschap.

Niet los van de kerk

Mensen komen soms maar een keer, of een paar. En vaak zoeken ze ook op andere plekken inspiratie. Is dit kerk voor wie geen kerk wil, deze leergemeenschap van mensen die in beweging zijn? Sommigen noemen zich gelovig, anderen blijven liever ver van zo’n zelf-definitie of herkennen zich niet in wat ‘kerk’ heet. Wie bepaalt wie er van hen ‘christen’ mag heten?
De grenzen tussen kerk en ontmoetingsplek zijn vloeiend. Ook de kerk is een open netwerk waar geen voorwaarden worden gesteld bij binnenkomst, en waar allerlei vormen van commitment bestaan. Daar aarzelen mensen ook om zich een volgeling van Jezus te noemen, omdat ze beseffen tekort te schieten. God die zich laat zien in Christus is het centrum en daarom omheen zijn allerlei posities mogelijk. Toch maken het lidmaatschap, instituut, de sacramenten en het groepsproces dat er grenzen zijn zoekers uitsluiten.
De ontmoetingsplek geeft meer ruimte aan wie worstelt met het ‘wij’ van de kerk. Grenzen spelen er niet zo’n rol. Tegelijk kan de nieuwe plek niet bestaan zonder de ‘oude’. Als referentie-kader dat verondersteld wordt, als institutionele en financiële ondersteuning, als plek waar gebeden wordt voor het nieuwe dat er ontstaat. [9]
Naast de kerk waar mensen ‘wij’ zeggen zijn er plekken met een ‘nieuw wij’ nodig. Jezus zelf is de Heer van de kerk maar hij is ook gastheer van de ‘nieuw wij’ ontmoetingsplek.

Lees het hele magazine... 





[1] J.H.F Schaeffer, Hoeveel ‘kerk’ heb je nodig om te geloven? In: Kontekstueel mei 2011, nr 5 jaargang 25
[2] Michael Moynagh, Church for Every Context. An Introduction to Theology and Practice. London 2012 p. 383
[3] Marianne Moyaert,  Wat nieuwe spirituelen inspireert en drijft is een ervaring van overvloed. Lezing tijdens de studiemiddag Interreligieuze dialoog en nieuwe spirituelen, 16-9-2015 Radboud Universiteit Nijmegen.
[4] Tom de Haan, De dominee kan het niet alleen. Een blog van 12 oktober 2015 op de website NieuwWij
[5] Erik Borgman, Waar blijft de kerk. Gedachten over opbouw in tijden van afbraak. Baarn 2015 p.69
[6] Zie: Sake Stoppels, Waarom eigenlijk? In: Gert Noort e.a. Als een kerk opnieuw begint. Handboek missionaire gemeenschapsvorming. Zoetermeer 2008 p. 232
[7] Zie voor het onderscheid tussen bounded en centered sets als definitie van christen-zijn:
Paul G. Hiebert, Conversion, Culture and Cognitive Categories. In: Gospel in Context I (4) 1978, pp. 24 - 29
[8] Jos Douma, De kerk: instituut en/of gemeenschap? Een blog van 12 oktober 2015 op zijn website Léven in de kerk
[9] Zie: Kees de Groot, Fluïde vormen van kerk-zijn. In: Rein Brouwer e.a. Levend lichaam. Dynamiek van christelijke geloofsgemeenschappen in Nederland. Utrecht 2007, pp 240 - 280

maandag 13 juni 2016

Missionair toen en nu - een artikel over Bonifatius

In het Friesch Dagblad verscheen een ingekorte versie van het artikel dat ik schreef voor het boek "Bonifatius in Dorestad. De evangeliebrenger van de de Lage Landen - 716" onder redactie van Luit van der Tuuk (Utrecht 2016)
De volledige tekst van het artikel is hieronder te vinden.

boom in de tuin van de Cothense pastorie

Op de grens van het heidendom

Voor de protestantse pastorie van Cothen die ik als predikant bewonen mag, staat een machtige kastanjeboom. Cothen is een dorp dat deel uitmaakt van de gemeente Wijk bij Duurstede. Het oude Dorestad zou zich zomaar uitgestrekt kunnen hebben tot hier aan de Kromme Rijn.
De pastorie is 170 jaar oud, maar de boom lijkt ouder. Hij is in ieder geval veel ouder dan ik. En als ik onder het bladerdak sta, of als ik omhoogkijk naar de kale takken alsof ik het gewelf van een kathedraal in kijk, dan voel ik me klein maar beschermd.
Twee jaar geleden stond er nog zo’n kastanjeboom voor de deur, maar die moest vanwege de kastanjeziekte worden gekapt. Ik heb er een dag met pijn in het hart naar staan kijken toen hij stukje voor stukje afgezaagd werd. Ik miste de boom nog wekenlang. Er zit leven in een boom, en deze voor mijn deur heeft door de hoge leeftijd iets van eeuwigheid om zich heen.
De boom des levens die hemel en aarde verbindt, is te vinden in de Bijbel, in de mystiek, in de wijsheid van alle tijden en plaatsen.1 Vertelt Jezus niet een verhaal over een mosterdzaadje dat uitgroeit tot een boom waarin de vogels kunnen schuilen? Jezus Zelf gebruikt de boom om te vertellen over het koninkrijk van God dat met zijn komst dichtbij is gekomen (Marcus 4:30-32). Bonifatius staat behalve om zijn dood door de handen van de Friezen bekend om het omhakken van een heilige boom. Een eik die de geschiedenis is ingegaan als de Donareik.
In de beschrijvingen van zijn leven – ‘hagiografieën’ waarin zijn heiligheid benadrukt wordt – wordt verteld hoe Bonifatius ten strijde trok tegen symbolen en heiligdommen van het heidendom van zijn tijd. In die beschrijvingen lijkt het duidelijk wat ‘heidens’ is: het is het tegenovergestelde van waar het christendom voor staat. Duidelijk is ook dat het heidendom bestreden moet worden.
De protestantse theoloog Henk Vreekamp schreef een boek waarin hij dwalend over de Veluwe van zijn jeugd de heiden in zichzelf tegenkomt. De heiden ontmoet het heilige in de gang van de seizoenen en in de vitaliteit van de natuur. ‘Ik ben heiden’, schrijft Vreekamp aan het einde van zijn boek. Die heiden wordt door Christus aangesproken, maar ‘blijft een heiden in het diepst van zijn gedachten’.2
In een interview met het Friesch Dagblad naar aanleiding van zijn boek Zwijgen bij volle maan zegt Vreekamp: ‘De heiden is letterlijk “mens van de heide”. Hij leeft dicht bij de natuur, de jaargetijden en zonsop- en ondergang bepalen zijn ritme. Ik kom zelf uit een boerengezin en heb het van nabij meegemaakt. Ik ben als heiden geboren, het zit in mijn vlees en bloed, in mijn genen. Ik ben gedoopt, maar dat maakt mij niet los van mijn heidense wortels, mijn geboortegrond. Je kunt zeggen dat dit neigt naar bloed en bodem. Klopt, maar loop daar niet voor weg. Juist door het te verdringen gebeuren er ongelukken.’3 Ik koester de boom voor mijn deur. Is dat de heiden in mij? Of kan een boom voor een christen ook een vindplaats van heiligheid zijn?
afbeelding om Bonifatius in Wijk bij Duurstede te gedenken, op 28 mei 2016 onthuld 
Dorestad lag op de grens van christelijk en heidens gebied. De christelijke Frankische cultuur en de heidense Noordzeecultuur van Friezen, Denen en Saksen ontmoetten elkaar in deze handelsstad om zaken te doen. Daar waar Rijn en Lek bij elkaar kwamen, en waar de Kromme Rijn de belangrijkste handelsverbinding met het noordelijker gebied van de Friezen vormde, kwamen christenen en heidenen elkaar tegen. Dorestad dankte zijn bloei aan de ontmoeting van, de uitwisseling tussen culturen. Het is waarschijnlijk dat in Dorestad geen grootse christelijke heiligdommen werden opgericht; om de handel niet in de weg te zitten bleef de stad zo neutraal mogelijk.

In het Veluwse gebied ten noorden van Dorestad drong het christendom waarschijnlijk in de loop van de achtste eeuw door, nadat Bonifatius in 716 aankwam in de Lage Landen. Bonifatius speelde in de kerstening geen hoofdrol. Het was Lebuinus, ook een geestelijke die op de Britse eilanden geboren en opgeleid was, die de Saksen op de Veluwe opzocht met het evangelie.
Bonifatius trok naar het oosten, waar hij bij Fritzlar de Donareik zou omhakken. Maar behalve dat was Bonifatius eerder bouwer van kerkstructuren dan degene die het contact met de heidenen aanging. Met de kennis van nu kun je zeggen dat missionaire activiteit andere gaven en competenties vraagt dan die nodig zijn voor het organiseren van een instituut. Bonifatius was geen ‘grensganger’ maar een bevlogen hervormer van de jonge christelijke kerk, die hij wilde zuiveren van kwalijke praktijken.
In de geschiedenis van het overdragen van het christendom is steeds gezocht naar manieren om de kern van de boodschap te communiceren met mensen die daar nog niet mee te maken hadden gehad. Daarvoor was een vertaalslag nodig, dusdanig dat christelijke verhalen en begrippen in een andere cultuur konden landen en wortel schieten in de levens van mensen.
Uit ongeveer 835, een eeuw na de komst van Bonifatius in de Lage landen (de bloeitijd van Dorestad), kennen we de Heliand: een episch gedicht over het leven van Jezus Christus, geschreven in het Oudsaksisch. Er zijn vermoedens dat de Heliand ontstaan is in de omgeving van Fulda, waar Bonifatius een klooster liet stichten. In het gedicht wordt een brug geslagen tussen het verhaal van Jezus Christus en de cultuur van de Germanen. Daarin worden opvallende aanpassingen in het verhaal aangebracht, om aan te sluiten bij de belevingswereld van de heidense hoorders. Christus krijgt de trekken van een Germaanse held, een adellijke heer te paard. In het kerstverhaal wordt Hij gewikkeld in doeken met edelstenen, en ook in de rest van zijn leven wordt Hij voorgesteld als heerser en overwinnaar; zo vaart Hij in een hoog Vikingschip over het meer van Galilea.
We zien in Bonifatius’ leven dat hij vooral ingangen zoekt in de steden, aan hoven en bij koningen. Dat lijkt aan te sluiten bij de inhoud van de Heliand waarin het evangelie begrijpelijk gemaakt wordt voor een ‘doelgroep’ die dit stedelijke leven leefde. De mensen die buiten de steden te midden van de seizoenen leefden, herkenden zich waarschijnlijk minder in de taal en de beelden van de Heliand. Je kunt hen de ‘echte’ heidenen noemen: ‘mensen van de heide’.

In de eenentwintigste eeuw is Wijk bij Duurstede een geseculariseerd stadje. Op de oever van de Kromme Rijn ging de meerderheid van de bevolking niet mee met de reformatie en overheerst het katholicisme. Maar inmiddels hebben de meeste mensen met katholieke en protestantse wortels geen warme band meer met het instituut.
Vanuit het missionaire initiatief ZIN in Wijk bij Duurstede ben ik een ochtend in de maand in het café aan de Markt ‘de Engel’, beschikbaar voor wie maar in gesprek wil. Daar en op andere momenten kom ik ‘nieuwe spirituelen’ tegen. Moyaert (hoogleraar en onderzoeker op het gebied van interreligieuze dialoog) beschrijft hoe in de spiritualisering van religie de autoriteit van de traditie en het gezag van de geloofsgemeenschap afneemt.4 Geloof is resultaat van een persoonlijke keuze veeleer dan van een voorgegeven traditie. Nieuwe spirituelen zijn zoekers die zelf op zoek gaan naar betekenis en zin. Daarbij putten ze uit allerlei religieuze tradities. Zo kunnen in een gesprek bij de koffie Jezus, reïncarnatie en genade moeiteloos met elkaar verbonden worden door mijn gesprekspartners.
Nieuwe spirituelen putten uit oosterse religies maar ook uit wat Bonifatius ‘heidendom’ genoemd zou hebben. Nieuwe spiritualiteit omvat vele stromingen: nieuw heidendom (neopaganisme), esoterische bewegingen zoals theosofie en gnostiek, nieuwe volksreligie zoals spiritisme en waarzeggerij, en allerhande alternatieve geneeswijzen. Frans Jespers, godsdienstwetenschapper aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en samensteller van de bundel ‘Nieuwe religiositeit in Nederland’ in een artikel in Trouw: ‘Het wereldbeeld is holistisch. De mens is deel van een groter geheel en heeft als nietig wezen rekening te houden met geesten, goden en natuurkrachten.’ (Trouw, de Verdieping, 11 december 2010.)
Het Sociaal Cultureel Planbureau bericht: ‘Spirituele belangstelling is geen surrogaat voor godsdienstig geloof en kerkelijke deelname. Sommige aspecten blijken voor veel kerkleden goed te combineren met traditionele christelijke godsdienstigheid, bij andere aspecten kan gesproken worden van een nieuwerwetse belevingswereld, waarin andere dingen worden nagestreefd dan in het oude geloof, van een modernisering, een bij de tijd brengen van het geloof.’ (Rapport Geloven binnen en buiten verband, godsdienstige ontwikkelingen in Nederland, mei 2014, 115.) Nieuwe spiritualiteit die verwantschap heeft met het ‘heidendom’ is wijdverbreid; kerkverlaters en randkerkelijken combineren het met een christelijke achtergrond – die van katholieken huize nog gemakkelijker dan de protestanten.
In de Protestantse Kerk in Nederland is ervoor gekozen veel energie te steken in missionaire initiatieven. Pioniersplekken worden plekken als ZIN in Wijk bij Duurstede genoemd: experimentele geloofsgemeenschappen voor mensen die niet of niet meer in de kerk komen. Het is een spannend proces, want de vraag is wat er precies op deze missionaire plekken groeien gaat. Worden het geloofsgemeenschappen die verwantschap vertonen met de kerk? Een grote vraag is wat mij betreft: hoe groeit een geloofsgemeenschap in een tijd waarin velen zoekers zijn? Zinvol religieus leven is voor hen verbonden met een veelheid aan perspectieven en met het leren van verschillende tradities, terwijl exclusief commitment moeilijk wordt gevonden. Is dit een voedingsbodem voor een georganiseerde vorm van (christelijke) religiositeit?
Inspiratiebron voor het mogelijk maken van pioniersplekken is de beweging Fresh Expressions in de Anglicaanse kerk. Net als in de tijd van Bonifatius komt er nu missionaire inspiratie van de Britse eilanden. In het proces van pionieren wordt heel veel tijd ingeruimd voor het luisteren naar de context. Missionarissen en zendelingen in de niet-westerse wereld begrepen al dat ze eerst de taal en cultuur moesten leren voordat ze iets zouden kunnen overbrengen van hun geloof.
Kleasterkuier (wandeling) van Nijkleaster, rond Jorwerd
Een van de pioniersplekken is Nijkleaster, een protestants klooster in Jorwerd. U weet wel, dat Friese dorp dat een hoofdrol speelt in het boek van Geert Mak Hoe God verdween uit Jorwerd. Het ligt zo’n 40 kilometer verwijderd van Dokkum en de Bonifatiuskapel waar pelgrims Bonifatius kunnen gedenken.
Initiatiefnemer Hinne Wagenaar liet zich inspireren door een klooster op het eiland Iona dat staat in de Keltisch-christelijke traditie. Opvallend in die traditie is de grote verbondenheid met de natuur. De Keltische missionarissen die in de tijd voor Bonifatius naar het Europese vasteland trokken, namen die houding mee, bovendien stonden ze positiever tegenover de inheemse cultuur dan bijvoorbeeld Bonifatius.
Nijkleaster kent een wekelijkse ‘Kleasterkuier’ – een wandeling, voorafgegaan door een viering in het kerkje en afgesloten met een maaltijd. Het beleven van de natuur op het Friese vlakke land en het spreken over het evangelie gaan hier hand in hand. De verwantschap met het Keltische christendom is hier goed voelbaar.
Nijkleaster werd in oktober 2012 geopend, maar in 2009 droomde Wagenaar in een preek over het realiseren van deze plek:

Een heilige plaats,
als een hoge berg om alleen te kunnen zijn, stil voor God,
als een rustplaats in een rustloze wereld,
als een oase van gemeenschap te midden van de eenzaamheid,
als een plek van heling en genezing in een ziekmakende maatschappij,
als een plek van spiritualiteit te midden van cynisme en moedeloosheid,
als een plek om Fries, vroom en vrij te zijn,
als een plek om kracht op te doen voor onderweg!5

Nu het christendom in de westerse wereld op zijn retour is, wordt ook daar contextualisatie een steeds vaker gebruikt begrip. Heb je geen oog en oor voor de context, de taal en de ervaringswereld van mensen, dan heb je ook geen boodschap aan hen. Bovendien heeft een groeiend deel van de westerse bevolking geen weet meer van christelijke verhalen en symbolen.
Je zou ook kunnen zeggen: we staan opnieuw op de grens van het heidendom. En dat vraagt om heel goed luisteren voordat je iets zeggen kunt. Op wat voor manier is christelijk geloven relevant en actueel voor mensen van onze tijd? Hoe vertalen we met elkaar, gelovigen en niet-gelovigen, kerkelijk actieven en pioniers, leken en theologen, plattelanders en stadsbewoners, nieuwe spirituelen en andersgelovenden het evangelie? Om wat voor ‘heilige plekken’ vraagt onze tijd?
Missionair zijn vraagt om dialoog op gelijke hoogte. De ander is daarbij niet degene bij wie je een boodschap aflevert. De ander is een echte gesprekspartner en een spiegel waarin je je eigen religieuze traditie bekijkt. Wat is er wezenlijk? Wat is er contextbepaald? Wat kun je communiceren en wat is onvertaalbaar? Wat valt weg als je er langer naar gaat kijken, met nieuwe ogen? Op de grens ontdek je zo nieuwe betekenis.
Deze tijd vraagt om hervormers als Bonifatius, maar dan heel anders. Deze tijd vraagt om hervormers die het instituut kerk op een andere manier durven benaderen en organiseren. Die opgebouwde vormen durven loslaten en nieuwe durven zoeken, passend bij deze tijd.
In Cothen, in het kerkje vlak naast de grote kastanjeboom, wordt met regelmaat gemediteerd. De oude kloostertraditie van de lectio divina (een lezing van de Bijbel waarbij stilte een grote rol speelt) wordt op een nieuwe manier opgepakt in het dorpskerkje. Zo worden nieuwe wegen gezocht.

Noten
1. Hendrik Vreekamp, Zwijgen bij volle maan. Veluwse verkenning van Edda, Evangelie en Tora (Zoetermeer 2003), 22.
2. Hendrik Vreekamp, Zwijgen bij volle maan. Veluwse verkenning van Edda, Evangelie en Tora (Zoetermeer 2003), 302.
3. ‘Kerk moet terug naar heidense wortels’, interview met Henk Vreekamp in het Friesch Dagblad, zaterdag 27 september 2003.
4. Marianne Moyaert, ‘Wat nieuwe spirituelen inspireert en drijft is een ervaring van overvloed’, lezing aan de Radboud Universiteit, zie: http://www.nieuwwij.nl/verdieping/moyaert/
5. Hinne Wagenaar, zie: http://hinnewagenaar.frl/nijkleaster/kracht-voor-onderweg/

Geraadpleegde literatuur
Vreekamp, H., Zwijgen bij volle maan. Veluwse verkenning van Edda, Evangelie en Tora (Zoetermeer 2003)



Over de auteur:
Rebecca Onderstal (1969) is predikant binnen de Protestantse Kerk in Nederland en werkt als dorpsdominee in Cothen (een van de kernen van Wijk bij Duurstede). Als missionair predikant is ze tevens initiator van ZIN in Wijk bij Duurstede, een plek waar geëxperimenteerd wordt met nieuwe vormen van kerk-zijn.


zaterdag 20 februari 2016

Survivor

‘Ze zeggen vaak tegen je als je kanker hebt “Je moet positief blijven.” Maar dat is niet waar het om gaat. Het gaat om geluk hebben. Je hebt het niet in de hand, of je beter wordt of niet.’
Ik zit bij 2 mensen aan tafel die kanker hebben gehad. Dat ze genezen zijn is hun geluk. Het had ook heel anders kunnen uitpakken, want ze gaven hem maar een paar maanden nadat hij geopereerd was.
Positief blijven hoort wel bij hun leven nadat ze genezen zijn. Niet gaan zitten piekeren over wat er zou kunnen of had kunnen gebeuren. Het leven gaat verder.

Tijdens de SamenLoop voor Hoop heten degenen die kanker hebben of hebben gehad ‘survivors’ – overlevers. Niet omdat ze het verdienen om te genezen, omdat ze zo hard gevochten hebben of zo positief zijn gebleven. Ziekte verdient niemand en van genezen worden ben je – helaas –niet verzekerd door je best te doen.
Suvivors zijn mensen als ik, als jij. Het kan iedereen overkomen dat je ziek wordt.

Survivors laten zien dat ziek zijn deel is van ons leven; niet hùn leven, maar òns leven. Als dorp, als familie, als buurt, als samenleving is kanker deel van òns leven. Ziekte in allerlei vormen is iets om bij stil te staan. Ik hoorde een survivor vertellen hoe er mensen waren die aan de overkant van de straat voorbij liepen en hun hoofd afwendden toen ze ziek werd. Misschien wisten ze niet wat ze moesten zeggen. Maar als je echt wilt luisteren kun je bijna niets verkeerds zeggen.

Survivors laten zien hoe je leeft met ziekte. Met pijn, met machteloosheid en onzekerheid. Hoe je blij kunt zijn met goed nieuws, en kunt voelen dat je ondanks alles leeft. Hoe kleine dingen een heel andere betekenis krijgen.
Survivors laten zien hoe je leeft met de littekens als je genezen bent, met de herinneringen, met het besef van kwetsbaarheid.
Van survivors kun je leren hoe je leven moet.

Op 21 en 22 mei wordt in Cothen / Wijk bij Duurstede / Langbroek voor het eerst een SamenLoop voor Hoop gehouden. Het is een 24 uurs wandel-evenement met als motto 'Loop mee en sta stil bij kanker'. Meer info: www.samenloopvoorhoop.nl/cothen 

Dit filmpje (van een SamenLoop in Giessenburg) geeft een goed beeld van wat een SamenLoop inhoudt.