Pioniersplekken en gemeenschapsvorming
Gesteund en gestimuleerd door de Protestantse Kerk is een netwerk van
pioniersplekken aan het ontstaan: nieuwe plekken van kerk-zijn voor wie bij de
oude geen aansluiting vindt.
Er is ook een visie geformuleerd met betrekking tot pioniersplekken binnen Missionair Werk; onderdeel daarvan is ‘gemeenschapsvorming’.
Er is ook een visie geformuleerd met betrekking tot pioniersplekken binnen Missionair Werk; onderdeel daarvan is ‘gemeenschapsvorming’.
In een denktank van de pioniersplek waar ik voor werk (ZIN
in Wijk bij Duurstede) heeft het begrip gemeenschapsvorming - als doel op zich
- weerstand opgeroepen. Er is goed
gesprek mogelijk over de waarde van ontmoeting en verbinding, maar ondertussen
blijft gemeenschapsvorming een norm die verzet oproept. Ze horen er ‘kerk’ in,
met alles waar ze juist afstand van willen nemen. Ze zien muren opdoemen en een
groep die grenzen trekt met behulp van dogma’s die ze niet meer begrijpen.
Terwijl ze openheid zoeken, vrijheid en radicaal respect voor ieders visie. Dat
is waarin ze nieuwe wegen willen inslaan. Autonomie lijkt voor hen belangrijker
dan het behoren tot een gemeenschap. En – paradoxaal – vinden ze elkaar daarin.
Pionieren begint bij het serieus nemen van en luisteren
naar de context om te ontdekken waar mensen zijn en wat ze hopen en verlangen
en wat niet. Het betekent Gods aanwezigheid daar ontdekken. Maar wat als velen
die de kerk verlaten hebben (of er helemaal buiten zijn opgegroeid) het erg
benauwd krijgen van een gemeenschap die iets met kerk te maken heeft? Wat als
onze cultuur vraagt om meer vrijheid en een losser verband? Kan dat überhaupt
zonder Jezus zelf te verraden? Mag een los-vast verband, een netwerk, nog
‘kerk’ heten? En is het levensvatbaar op de lange duur, want wie zorgt ervoor
dat het niet vervluchtigt en verdwijnt?
De ander
De menswording van Christus laat zien dat van-Jezus-Christus-zijn nooit kan zonder de ander. Geroepen zijn door Hem en tot kerk-zijn betekent je iets gelegen laten liggen aan de ander. Want zo laat God zich kennen: door de ander, in een mens, als de ander. Juist de ander die mij vreemd is kan mij iets van God laten zien. Christus zoekt mij op in de vreemdeling, in degene die me tegenspreekt, die me weghaalt uit eigen gelijk en comfortzone. Geloven houdt in dat je naar de ander wordt toegewend. De kerk als leergemeenschap helpt het individu om niet in eigenwijsheid en oppervlakkigheid te blijven steken.[1]En bovendien: God is te groot en heeft teveel kanten voor het geloof van de eenling.
Als ik voor mezelf spreek: ik kan het niet, alleen geloven. Mijn geloof houdt het niet zonder geloofsgemeenschap, dan vervluchtigt het. Zo geseculariseerd ben ik wel. Maar het is voor mensen van nu niet gemakkelijk om zich te verbinden aan een groep en een overtuiging.
‘Wij’ van de kerk
Er is rond het begrip kerk een worsteling om ‘wij’ te zeggen. De kerk van de eeuwen heeft grote kracht als plek waar iets wezenlijks levend wordt gehouden. Het is een plek van ontmoeting met de Eeuwige, een levende gemeenschap rond het heilige. Maar bestaat het instituut niet teveel voor wie binnen zijn en erbij horen, met daarbij het overeind houden van vertrouwde gewoontes? Hoeveel van die tradities is van God? Gaat het over het leven, is het relevant? Hebben we het over eindigheid, falen, geluk, over keuzes en het lijden, over existentiële vragen?
Er zijn er steeds meer die zich geen deel van deze kerk
voelen. Zij zijn ‘buitenstaanders’, niet omdat ze buiten de kaartenbak vallen
maar omdat ze zichzelf zo definiëren: als niet-van-de-kerk.
Autonomie
Er is méér problematisch aan kerk. Als je gaat pionieren, dan komt op een gegeven moment de vraag: is kerk als gemeenschap wel waar zoekers op zitten te wachten? Onze samenleving heeft niet alleen moeite met instituten, maar ook met gemeenschap. Er is moeite om ‘wij’ te zeggen. Velen willen ook geen deel zijn van de groep. Moynagh schrijft in zijn ‘Bijbel’ voor pioniers dat mensen wel geïnteresseerd zijn in spiritualiteit, maar als individu en niet als groep.[2] Mensen moeten gemeenschap leren, is zijn conclusie – dat kost tijd.
Er is meer dan moeite met het instituut; er is moeite met
gezag en een grote behoefte aan autonomie. Er is moeite om te kiezen voor iets
groter dan jij zelf, om te kiezen überhaupt. Wij leven een gefragmentariseerd
leven, waardoor je uit zoveel ‘stukjes’ bestaat dat er niet één verhaal te
vertellen is. Hoe kun je dan kiezen voor één verhaal en andere kansen laten
liggen? Mensen willen graag in vrijheid hun eigen weg kiezen.[3]
Ik en wij zeggen
Als onderdeel van de opleiding bezochten we op een maandag de PopUp Church van Rikko Voorberg en VanBoven in de Jeruzalemkerk, waar Bas van der Graaf ons ontving. De PopUp Church vindt plaats rond een gedekte tafel in een wijkgebouw. VanBoven is een plek voor zoekers binnen het kerkgebouw; een galerij van de kerk werd ervoor ingericht en omgebouwd.Opvallend verschil in hun verhalen was dat, waar Rikko in de ik-vorm sprak, Bas de wij-vorm gebruikte.
Rikko Voorberg is voorganger van een kerk voor mensen die
geen kerk willen. Ze zijn buitenkerkelijk, omdat ze zichzelf als
niet-van-de-kerk beschouwen. Ze hebben moeite met het instituut. Maar meer dan
dat; het zijn mensen die gefascineerd zijn door wat hij als christen te
vertellen heeft, maar moeite hebben met overgave. Ze leveren zich niet
gemakkelijk over aan een bepaalde levensbeschouwing.
Jezus riep mensen om hem te volgen. Dat was niet
vrijblijvend. Het was een oproep tot omkeer en overgave. Zijn leerlingen werden
deel van een groep, een ‘wij’ omdat ze zich aan zijn boodschap en zijn persoon
verbonden. Het was een rondtrekkend ‘wij’, steeds in beweging. Toen hij na zijn
dood en opstanding er (alleen) in de Geest nog was konden zich groepen in die
Geest vormen op allerlei plekken. Het was niet meer gebonden aan zijn fysieke persoon.
De groepen, die gemeente genoemd werden, kregen een eigen dynamiek. Een ‘wij
gevoel’.
Buiten het ‘wij’
Pionieren is buiten dat ‘wij’ gaan staan, tussen degenen die zich daar geen deel van voelen. Pionieren kan betekenen dat je het ‘wij’ van de verbondenheid met Christus als enkeling belichaamt. Buiten de geloofsgemeenschap. Tom de Haan, stadsdominee in Haarlem, doet het onder protest, dat belichamen. Het is immers de taak van ieder die van-de-kerk is om dat te doen.[4]
Pionierende enkelingen als Rikko Voorberg en Tom de Haan kunnen
dit alleen door ‘ik’ te zeggen, door zich uit te spreken. Pionieren vraagt om
spreken van God en/of handelen vanuit de aanwezigheid van de Eeuwige waar dat
niet vanzelfsprekend is, teruggeworpen op jezelf, op God en op de traditie – de
schouders van de gelovigen waar je op staat.
Een nieuw ‘wij’, een ontmoetingsplek
Tegelijk vraagt deze geseculariseerde context om een nieuw ‘wij’, om spreken vanuit verbondenheid. Verbondenheid met degenen die God ook zoeken en opmerken, misschien zelfs vieren, in de dagelijkse werkelijkheid. Ook al zijn ze niet van-de-kerk of niet van-Christus. Zijn ze zoals katholiek theoloog Borgman beschrijft (citerend uit de encycliek Lumen Fidei) zonder het te beseffen onderweg naar het geloof?[5] Laten we hen in ieder geval niet te snel tot het ‘wij’ en ‘het’ geloof van een geloofsgemeenschap rekenen als ze dat zelf niet doen. Het gedeelde verlangen en pogen dat Borgman noemt betekent wel verbinding.
Ontstaat er dan gemeenschap? Er ontstaat ontmoeting
waarbinnen deelnemers elkaar uitnodigen om zich uit te spreken over hun bronnen
en ‘ik geloof’ te zeggen. Dat is een nieuw-wij, waarin de aanwezigheid van God
niet onbesproken en onopgemerkt blijft maar gezocht wordt. Dat is van grote
waarde in onze samenleving waar zoveel sprakeloosheid is rondom geloven. Er
ontstaat een ontmoetingsplek.
Jezus is gastheer
ZIN en andere pioniersplekken zijn geworteld in het evangelie, in het geloof in Jezus’ unieke betekenis voor mensen, voor hun leven. Dat houdt geen oordeel in over andere overtuigingen. Er wordt verteld over deze ene overtuiging en geluisterd naar andere, vanuit het besef dat er Waarheid is en dat die in Jezus te vinden is, maar niemand de waarheid in bezit heeft.[6] Deelnemers aan de ontmoetingsplek verhouden zich op verschillende manieren, op meer en minder afstand, tot Jezus.[7] Gastheer in dit alles blijft Jezus zelf, ook al wordt hij niet door iedereen als ‘Heer’ gezien. Hij was hij in zijn leven juist voluit in gesprek met wie zoekende of anders denkend was; rondom hem ontstond er zo gemeenschap.Leergemeenschap
De ontmoetingsplek vormt een nieuw-wij van mensen die willen leren van elkaar. Afgebakend geloof is niet wat deze gemeenschap bepaalt, maar wel het delen van geraaktheid en het oefenen van nieuwe praktijken. Kenmerkend voor deze praktijken is dat het gaat om je openstellen voor de ander en de Ander – in stilte, in gesprek, in luisteren, lezen, delen en vieren. In een individualistische cultuur waarin het ‘ ik ‘ het centrum dreigt te worden wordt geoefend in bewustzijn van méér dan jezelf en grenzen aan autonomie. Een venster dat opengaat naar eeuwigheid.. En zo komt er toch weer gemeenschap in beeld. Niet als formeel doel, maar omdat het evangelie ons leert om anderen – juist hen die er buiten vallen – in te sluiten, omdat we door Jezus’ boodschap toegekeerd worden naar de ander. Zo is de pioniersplek in gesprek met de context: erbij aansluitend en kritisch tegelijk.
Jos Douma schrijft: het gaat bij praktijken om dingen die
christenen samen doen om te groeien in het goede leven.[8]
Ik zou verder willen gaan: praktijken verbinden ook christenen en niet-christenen
met elkaar binnen een pioniersplek. Het is eerder een leer- en oefengemeenschap
dan een geloofsgemeenschap.
Niet los van de kerk
Mensen komen soms maar een keer, of een paar. En vaak zoeken ze ook op andere plekken inspiratie. Is dit kerk voor wie geen kerk wil, deze leergemeenschap van mensen die in beweging zijn? Sommigen noemen zich gelovig, anderen blijven liever ver van zo’n zelf-definitie of herkennen zich niet in wat ‘kerk’ heet. Wie bepaalt wie er van hen ‘christen’ mag heten?
De grenzen tussen kerk en ontmoetingsplek zijn vloeiend.
Ook de kerk is een open netwerk waar geen voorwaarden worden gesteld bij
binnenkomst, en waar allerlei vormen van commitment bestaan. Daar aarzelen mensen
ook om zich een volgeling van Jezus te noemen, omdat ze beseffen tekort te
schieten. God die zich laat zien in Christus is het centrum en daarom omheen
zijn allerlei posities mogelijk. Toch maken het lidmaatschap, instituut, de
sacramenten en het groepsproces dat er grenzen zijn zoekers uitsluiten.
De ontmoetingsplek geeft meer ruimte aan wie worstelt met het ‘wij’ van de kerk. Grenzen spelen er niet zo’n rol. Tegelijk kan de nieuwe plek niet bestaan zonder de ‘oude’. Als referentie-kader dat verondersteld wordt, als institutionele en financiële ondersteuning, als plek waar gebeden wordt voor het nieuwe dat er ontstaat. [9]
De ontmoetingsplek geeft meer ruimte aan wie worstelt met het ‘wij’ van de kerk. Grenzen spelen er niet zo’n rol. Tegelijk kan de nieuwe plek niet bestaan zonder de ‘oude’. Als referentie-kader dat verondersteld wordt, als institutionele en financiële ondersteuning, als plek waar gebeden wordt voor het nieuwe dat er ontstaat. [9]
Naast de kerk waar mensen ‘wij’ zeggen zijn er plekken
met een ‘nieuw wij’ nodig. Jezus zelf is de Heer van de kerk maar hij is ook gastheer
van de ‘nieuw wij’ ontmoetingsplek.
Lees het hele magazine...
Lees het hele magazine...
[1] J.H.F Schaeffer, Hoeveel ‘kerk’ heb
je nodig om te geloven? In: Kontekstueel mei 2011, nr 5 jaargang 25
[2] Michael Moynagh, Church for
Every Context. An Introduction to Theology and Practice. London 2012 p. 383
[3] Marianne Moyaert, Wat nieuwe spirituelen inspireert en drijft
is een ervaring van overvloed. Lezing tijdens de studiemiddag Interreligieuze
dialoog en nieuwe spirituelen, 16-9-2015 Radboud Universiteit Nijmegen.
[4] Tom de Haan, De dominee kan het
niet alleen. Een blog van 12 oktober 2015 op de website NieuwWij
[5] Erik Borgman, Waar blijft de kerk.
Gedachten over opbouw in tijden van afbraak. Baarn 2015 p.69
[6] Zie: Sake Stoppels, Waarom eigenlijk? In:
Gert Noort e.a. Als een kerk opnieuw begint. Handboek missionaire
gemeenschapsvorming. Zoetermeer 2008 p. 232
[7] Zie voor het onderscheid tussen
bounded en centered sets als definitie van christen-zijn:
Paul G. Hiebert, Conversion, Culture and Cognitive Categories. In: Gospel in Context I (4) 1978, pp. 24 - 29
Paul G. Hiebert, Conversion, Culture and Cognitive Categories. In: Gospel in Context I (4) 1978, pp. 24 - 29
[8] Jos
Douma, De kerk: instituut en/of gemeenschap? Een blog van 12 oktober 2015 op
zijn website Léven in de kerk
[9] Zie: Kees de Groot, Fluïde vormen
van kerk-zijn. In: Rein Brouwer e.a. Levend lichaam. Dynamiek van christelijke
geloofsgemeenschappen in Nederland. Utrecht 2007, pp 240 - 280
Geen opmerkingen:
Een reactie posten