woensdag 10 juni 2015

De stenen


Ooit was ze geraakt door een lichtstraal. Of eigenlijk wist ze niet goed waar ze door geraakt was, daar op die straathoek in de stad, wachtend bij een stoplicht. Ze wist alleen nog dat ze zich ineens gelukkig voelde. Zonder dat er iets bijzonders gebeurde, daar op die stoeprand.. Het was aan het begin van de avond en de auto’s reden gewoon door. Maar zij stond daar van top tot teen gelukkig te zijn. Ze dankte God voor dat gevoel van geluk. Want waar zou het anders vandaan komen?
Ze groeide groter. Ze woonde in een andere stad, en nog een stad, en trok weer verder. Ze was niet boven gemiddeld gelukkig.
En hoe ouder ze werd, hoe minder ze van God begreep. Het was alsof het woord steeds meer wegglipte als ze het probeerde te bevatten.  En toch ging het woord met haar mee. God… een woord als de wijde hemel om haar heen. Waaruit heel soms zo’n lichtstraal kwam, die precies op haar viel. Heel soms…
Ze hield van woorden. Ze hakte en vijlde en schuurde uit haar verwarrende gedachten woorden als stenen om een huis van te bouwen.
Wijze woorden van anderen, in mooie boeken op elkaar gestapeld waren als een huis, om even in uit te rusten.
Woorden waren de zachte steentjes die ze naar anderen gooide om hen te raken. Woorden waren de keien die ze met een ander samen legde om elkaar – stap voor stap – te bereiken. 
Woorden werden haar werk.
Ze legde kleine keitjes van verbinding en was verbaasd over de paadjes die er ontstonden. Er kwam hier een grote steen, en daar legde een ander er één neer. Soms moest je heel ver springen van de één naar de ander. Het zag er uit als een rommeltje.

Op een dag was ze bezig een kei op zijn plek te sjorren zodat er een weer een stukje pad was. Ze was moe van het stenen sjouwen.
Toen ze opkeek keek ze in een vriendelijk gezicht. ‘Wat maak je je druk’ zei hij, zonder dat de vriendelijkheid uit zijn blik verdween.
Ze zag dat er een grote kei naast haar lag, groter dan alle anderen, groter dan ze zelf tillen kon… Had hij die neergelegd? Toen ze haar hand erop legde voelde de steen warm aan.
‘Ga er eens op staan’ zei hij. ‘Kom maar, ik help je’. En hij gaf haar een hand. ‘En kijk nu eens rustig om je heen… neem de tijd…’
Terwijl ze stevig stond op de warme steen draaide ze voetje voor voetje om haar as, en keek. En toen zag ze dat al die stenen.. de kleine keitjes, de grote verdwaalde keien, de stenen die zomaar ergens neergelegd waren, met elkaar een woord vormden. ‘Er staat… God… ‘ zei ze zachtjes. Het woord kwam verwonderd uit haar mond.
Ze voelde de warme steen onder haar voeten en dacht even terug aan dat meisje op die stoeprand, middenin de stad, ooit. Dat geluk van toen daalde nu in haar neer.
De man stond naast haar. Maar nu ze goed keek zag ze overal op keien mensen staan en zitten. Hoe kon ze hen over het hoofd gezien hebben?
Het was alsof hij haar gedachten lezen kon. Hij zei ‘Je was niet alleen. Je deed het niet alleen.’
Ze ging zitten op de warme steen. En terwijl ze rustig uitademde en keek naar al die mensen, een enkeling zo dichtbij dat ze haar kon aanraken, anderen verder weg was het was alsof ze oploste in hun aanwezigheid, als deel van het geheel. Gelukkig.


dinsdag 2 juni 2015

Het kussengevecht

verhaal verteld tijdens de openluchtviering op de Markt in Wijk bij Duurstede. Het thema was 'Geest van liefde' en uit de Bijbel werd 1 Korinthe 13 gelezen.
Er was eens een stadje, en midden in dat stadje was een plein. Daar speelden de kinderen.
Ze deden haasje over, ze speelden tikkertje, ze voetbalden en als niemand keek, dan klommen ze in de lantaarnpalen..
Op een dag kregen ze ruzie over het veldje in het midden.
De meisjes wilden een potje voetballen. Maar de jongens hadden net bedacht dat het knikker seizoen begonnen was en waren een knikkercompetitie begonnen.
Nee, hoor, gaan jullie maar weg, zeiden de jongens. Ze stonden in groepjes om de knikkerpotjes heen en wilden niet weggaan. Ze keken niet eens op. Hun ruggen naar de meiden gekeerd.
De meisjes stonden er omheen. Een bal onder de arm, ze hadden al pionnen neergezet als goaltjes. Ze werden steeds bozer omdat de jongens hen negeerden.
Toen begon er één te schreeuwen.
Weet je wel hoe lelijk je bent, riep Marietje uit de Achterstraat tegen Jean uit de Voorstraat.
Jean keek op, verbaasd.
Maar toen ze het nog een keer riep, wist hij wel iets terug te schreeuwen.  Jij.. ? jij kunt helemaal niet voetballen.. mijn oma kan nog beter voetballen dan jij.. en die loopt met een rollator…
Er kwam een vriendin van Marietje bij , die ook iets begon te schreeuwen. Over het rode haar van Jean. En dat hij zijn grote mond.. of eigenlijk gebruikte ze een ander woord.. dicht moest houden.
Jean had ook nog een paar vrienden die mee gingen doen. Marietje en de andere meiden werden uitgemaakt voor rotte vis en van alles, dat vooral lelijk was.
De scheldwoorden vlogen over het plein.
Er kwamen steeds meer kinderen bij. Die helemaal niet meer wisten waarover de ruzie precies ging. Maar ze scholden vol vuur mee.

Aan twee kanten van het plein stond nu een groep kinderen.
De woorden vlogen als pijlen heen en weer. Bedoeld om de ander zoveel mogelijk pijn te doen.
Dat mag je niet zeggen! Riep er één.
Oh ja.. ik mag zeggen wat ik wil.. ? We leven in een vrij land. Ik zeg gewoon wat ik denk!
De kinderen hadden niet gezien dat er een vrachtwagentje het plein op draaide.
"Kussenhandel de Verzoening" stond er op de zijkant.
De bestuurder parkeerde het wagentje tussen de strijdende partijen, tussen de 2 groepen schreeuwende kinderen, midden op het plein.
Wat is hier aan de hand, vroeg de man. Ik zie boze gezichten. Maar ik zie nog meer pijnlijke gezichten.Volgens mij doen jullie elkaar zeer. Weet je, ik zie soms dingen… anders dan andere mensen.Ik zag woorden met scherpe punten die als pijlen heen en weer vlogen. Jullie waren elkaar aan het beschieten.. met jullie woorden…  En dat doet net zo zeer als echte pijlen en stenen. Jullie gooien met scherpe woorden, maar het gaat eigenlijk nergens meer over.
Weet je, je kunt het best ergens over oneens zijn.
Maar, het motto van mij en kussenhandel "de Verzoening" is: Vechten…? of kussen?! Houd eens een kussengevecht!
Vecht het uit, maar dan wel zachtjes. Denk er aan hoe je woorden aankomen. Dat ze niet te hard zijn.
En daarom heb ik een vrachtwagen vol kussens meegenomen. Dan kun je met kussens gooien in plaats van met pijlen en stenen en andere dingen die zeer doen. Zullen we het eens proberen?

Hij deed de achterklep van het vrachtwagentje open en de kussens rolden er uit. Zo op straat.
de kinderen holden er op af.
Schrijf je boodschap er maar op, zei de man. Moet jij eens zien hoe goed die aankomt. En het doet veel minder zeer.  En hij gaf ze een dikke stift.
En al snel vlogen er kussens met woorden, boze smileys en lachende gezichtjes heen en weer.
Na een halfuurtje kussengevecht waren ze er wel uit. Er werden afspraken gemaakt over het spelen op het plein. Knikkeren aan de ene kant, voetballen aan de andere.
Het vrachtwagentje startte de motor weer, nadat de kussens waren ingeladen.
Jullie weten nu hoe het moet hè, met dat kussen? vroeg de man.
Ja, riepen de kinderen in koor. Er waren er 2 die een rood hoofd kregen. En er was iemand die fluisterde … dat Jean en Marietje elkaar achter de vrachtwagen stiekem hadden gekust..
En het verhaal gaat dat ze later samen een kussenhandel begonnen in het stadje. Met een cursus kussens gooien voor ruziemakers erbij.