vrijdag 16 oktober 2015

Slapen in een twijfelaar

“Een twijfelaar, dat wil ik..”. Zoon van 15 overvalt me nogal met die mededeling, midden in het woonwarenhuis waar we zijn hoogslaper gaan inruilen voor een volwassener bed. Terwijl ik probeer te uit te vinden waar hij dat idee ineens vandaan heeft èn onderhandelingen begin over de kosten ontdek ik, dat in dat kolossale woonwarenhuis nauwelijks oude, vertrouwde éénpersoons bedden te koop zijn. 
Er heeft zich buiten mijn gezichtsveld een verschuiving voltrokken. De twijfelaar verdringt het smalle bed waar je in mijn tijd in sliep tot je samen een woning ging inrichten.
Zoonlief mompelt wat als ik vraag waar hij het idee vandaan heeft. Hij weet het niet; het hangt in de lucht blijkbaar.
We onderhandelen verder over wat lattenbodem en matras mogen kosten.
In gedachten ben ik in de grote levensvragen beland. Wat zegt het over onze samenleving dat we stilletjes aan zijn naar de twijfelaar aan het verhuizen zijn?
Hebben we gewoon meer ruimte nodig; na het afgooien van de strak vastgebonden dekens willen we nu onder het dekbed ook overdwars kunnen liggen? Net zoals de pakken melk zijn nu ook de bedden groter geworden?
Of zegt het iets over het toegenomen aantal singles die de mogelijkheid open willen houden om er af en toe iemand bij te hebben, onder de lakens? Zonder dat de definitieve stap van een tweepersoonsbed gezet hoeft te worden?
De twijfelaar als symbool voor de behoefte aan intimiteit terwijl je je afvraagt: “Kan ik dat wel: mijn hele leven met één iemand in hetzelfde bed slapen?
Want dat is ook deel van onze tijd: als er veel relaties stuklopen zijn er veel mensen met stukloop-ervaring en met aarzeling of het een volgende keer wèl goed zal gaan.

In het scheppingsverhaal – een verhaal dat de Bijbel vertelt over hoe God aan ons begin stond – zegt de Eeuwige “Het is niet goed dat de mens alleen is” en maakt dan vervolgens allerlei dieren. Maar dat blijkt niet de oplossing voor het alleen –zijn van de mens. De mens  - die nog m/v is, mannelijk en vrouwelijk in één -  geeft ze namen maar ze zeggen niets terug. Ze kijken hem alleen met grote ogen aan… En dan maakt God een wezen dat wel naast de mens staat, een ‘tegenover’ op gelijke hoogte. Iemand om in de ogen te kijken, te verleiden en tegen te spreken. Iemand die dezelfde taal spreekt.
Daarmee lijkt het door God zelf beklonken dat de mens het beste tot zijn recht komt in een één op één relatie.
Zo simpel is het niet natuurlijk. Het scheppingsverhaal is een weerslag van de manier waarop mensen met elkaar samenleven en God ervaren, een weerslag van het goede dat ze ontdekken en hoe ze dat met God verbinden. Het goede en mooie dat twee mensen bij elkaar vinden ervaren ze als door God gegeven. Zo moet de Eeuwige het wel bedoeld hebben – dat kun je opeens beseffen als je een ander in de ogen kijkt over de ontbijttafel met vuile bordjes heen.
Het scheppingsverhaal beschrijft het wonder van de ontmoeting en de verbinding tussen twee mensen. Het wil niet alle andere opties diskwalificeren, alleen omdat ze in dit eerste verhaal niet voorkomen.

Wat overeind blijft is, dat een mens een ander mens nodig heeft. Iemand die je in de ogen kijkt en ècht ziet staan. Iemand die je aanspreekt op goed en kwaad, iemand om je eigen dilemma’s in te herkennen. Iemand aan wie je je kunt spiegelen, die je vragen stelt en dichtbij genoeg komt om nieuwe kanten van jezelf te ontdekken. Iemand om van te houden. Iemand die je omarmt.
Dat kan de vorm krijgen van vriendschap. Het kan gaan om een relatie tussen twee vrouwen of twee mannen. Je kunt kiezen voor leven in een gemeenschap, en je zo (zelfs voor het leven) verbinden met een groep mensen. Het gaat om het ‘helper’ zijn voor elkaar, op ooghoogte.
Zo heeft God mensen bedoeld.  Niet om alleen te zwoegen, om in ons eentje uit te zoeken wat goed is (wel of niet die appel?), om in onszelf te praten, maar om elkaar aan te kijken en aan te spreken.

Ik slaap al vele jaren alleen in een tweepersoons bed. Zonder te weten of er ooit weer iemand naast zal liggen.
Het is niet goed dat de mens alleen is, daar ben ik zeker van. Maar de vraag is wel, op welke manier dat samen-zijn vorm krijgt.
Ik twijfel nog ;-)