maandag 5 december 2022

Er is een lijn van vrouwen


Corry Smid maakte deze poppen
van de voormoeders voor het  Adventsproject.
Ik heet naar mijn moeder: Maria. Mijn zusje kreeg de namen Maria Suzanne, en ik werd Maria Rebecca genoemd. Mijn oma van moederszijde heette Anna, net zoals de moeder van de Bijbelse Maria volgens de traditie heette. 

In de Adventstijd van 2022 lazen we in de kerkdiensten over de stamboom van Jezus: een lange lijst van mannennamen waar 5 namen van vrouwen uitspringen: Maria en vier van Jezus ‘voormoeders’. Mijn collega Bram vertelde op tweede Advent over zijn over-overgrootvader die over de zeeën zeilde. Ik dwaalde tijdens de preek af naar mijn voorgeschiedenis. 

Overal in de familie van mijn moeder heeft haar moeder sporen achtergelaten. Ze maakte schellekoorden voor ieder gezin; ik heb er eentje met kabouters geerfd. En elke kleindochter kreeg voor haar 10e verjaardag een naai-etuitje met haar voorletter erop geborduurd. Wat de kleinzoons kregen weet ik eerlijk gezegd niet… Het etuitje met naaispullen en de R erop zwerft nog steeds rond in een la. 

Ik herinner me mijn opa zittend naast de kachel met pantoffels aan, terwijl mijn oma aan de andere kant van de kachel zat te handwerken. En ik herinner me hoe mijn opa aan tafel bad ‘menigeen eet brood met smart, Gij hebt ons mild en welgevoed.. ‘ en nog een paar regels waarvan ik de laatste niet goed kon verstaan omdat hij zich naar het ‘amen’ toe haastte.

Als mij wordt gevraagd waar ik vandaan kom, dan zeg ik vaak: mijn vader komt uit Den Haag, mijn moeder uit Zeeuws-Vlaanderen. Zelf ben ik teveel verhuisd om te weten waar ik vandaan kom. Mijn vader, zoon van een wijnhandelaar,  groeide op in het gereformeerde Den Haag van de jaren 50 met formidabele kerkgebouwen, schallende orgels en dominees die veel mensen trokken. Inmiddels zijn veel van deze kerkgebouwen gesloten.  

Mijn ouders leerden elkaar kennen in Utrecht, in de fietsenstalling van de Vrij Evangelische kerk. Mijn vader studeerde er theologie om predikant binnen dit kerkgenootschap te worden. Mijn moeder en haar zus hadden door bemiddeling van een predikant kamers gevonden boven die kerk.  Aan de Kromme Nieuwegracht vonden ze elkaar, en jaren later werd ik geboren in de pastorie in Franeker.

De handwerken van mijn oma van moederszijde zijn in de familie bewaard gebleven, maar over mijn opa moest veel geheim blijven. Ik was 16 toen ik per ongeluk ontdekte dat er iets met hem was. Toen hoorde ik dat hij fout was geweest in de oorlog en daarvoor ook gevangenisstraf had uitgezeten. Voor mij als kind was hij de gemoedelijke man naast de kachel, maar later begreep ik hoe zijn keuzes het leven van zijn vrouw, zeven dochters en één zoon hadden bepaald. 

De vrouwen - mijn oma, de oudste zussen en de kleintjes (mijn moeder is de één na jongste)-  waren aan het eind van de oorlog op de vlucht en na mei ’45 geïnterneerd. Pas in december 1945 vond mijn oma haar jongste kinderen terug ergens op Walcheren, en konden ze terug naar Zeeuws Vlaanderen. Ze hadden niets meer en iedereen wist waar dat aan te danken was. De hulp die ze kregen was van de kerk, die ondanks de daden van opa naar hen omkeek. Het ‘brood met smart’ was in die tijd pijnlijke realiteit. 

De vrouwen waren de ruggengraat van het gezin; de oudste zussen zorgden voor de kleintjes en beschermden hen zoveel als ze konden.  Velen van hen bleven betrokken bij de Vrij Evangelische kerk. Eén zoon is de uitzondering in deze ‘lijn van vrouwen’ die met de pijn van het verleden ook het leven doorgaven: Anna en haar kinderen Magdalena Anna, Jozina Suzanna, Suzanna Maria, Annie, Nellie, Hubrecht Johan, Maria, Sara.

De familie groeide en groeide; bij het zestig jarig huwelijk van opa en oma was het een zaal vol.
Na twee zoons kreeg ik zelf een dochter die we Mare Suzanne noemden. 

foto's:
het schellekoord van mijn oma,
mijn ouders zusje en ik in 1970
mijn moeder en haar moeder en broer en zussen tijdens de oorlog