Tijdens de Geruchtdag van Op Goed Gerucht, vrijdag 25 juni pleitte Jean Jacques Suurmond voor de toga in de kerk, en het dragen van een 'priester'boordje er buiten. Hij pleitte voor het lef om zichtbaar te zijn.. Bettelies Westerbeek die de jonge predikanten van Dominee 2.0 vertegenwoordigde zei: soms getuigt het van meer lef om geen toga aan te trekken.
Een toga is een ambtsgewaad dat door predikanten gedragen wordt. Er zijn geen offficiƫle regels voor het dragen ervan in de Protestantse kerk Nederland, waardoor er allerlei variaties mogelijk zijn. Zwart zoals de academische toga, wit zoals die van de priester, of iets onbestemds er tussenin; met stola of niet.. het kan allemaal. Ynte de Groot schreef een mooi verhaal over de diverse drachten van predikanten en de geschiedenis ervan.
Toen ik predikant werd had ik het hard nodig, een toga, om genoeg lef bij elkaar te rapen.
Ik herkende me erg in de woorden van Guillaume van der Graft
Een man ademt woorden
te groot voor zijn stem,
zegent liefde
te wijd voor zijn armen
Het heet kerk, het is
Bijkomend voordeel was dat het dilemma 'is mijn rok niet te kort, en trek ik geen ladder in mijn panty' zo omzeild kon worden. Teveel of te weinig vrouwelijkheid werd onder de ambts-jurk verborgen en leidde niet af.
Maar door de jaren heen is er iets veranderd. Een toga aantrekken voelt nu soms als me verstoppen. Wat is
er veranderd?
Ik voel me nog steeds geroepen door de gemeente. Maar ik durf steeds meer op de roeping van binnenuit te vertrouwen, de roeping die van God komt. En die roeping heeft zich verbreed. De grenzen van de kerk zijn vloeiender geworden; ik weet niet goed meer wat binnen is en wat buiten.
Binnen het gebouw en er buiten, tussen betrokken kerkgangers en in gesprek met andere zoekers, overal ben ik predikant. Met alles wat ik ben, want er is steeds minder dat verstopt moet worden. Definitief van mijn voetstuk gevallen door een scheiding (vooral voor mezelf) is het voor iedereen duidelijk dat ik een feilbaar mens ben.
De toga voelt nu soms te bleek en vormeloos. Het past niet bij mijn verlangen het gewone, dagelijkse, lijfelijke lieve leven te verbinden met de bijbelverhalen.
Er zijn gebaren die om een toga vragen. Het brood breken, een zegen geven, dopen; daarbij is het God die handelt. Dat kan ik niet in een leuk blousje.
De preekstoel in Cothen heeft een knop waarvan ik me altijd afgevraagd heb waar hij voor diende. Nu weet ik het: ik kan er mijn toga aan ophangen. Een voorzichtige striptease past tenslotte heel goed bij het blootgeven dat aan de orde is op die preekstoel.