In het Friesch Dagblad verscheen een ingekorte versie van het artikel dat ik schreef voor het boek "Bonifatius in Dorestad. De evangeliebrenger van de de Lage Landen - 716" onder redactie van Luit van der Tuuk (Utrecht 2016)
De volledige tekst van het artikel is hieronder te vinden.
boom in de tuin van de Cothense pastorie |
Op de grens van het heidendom
Voor de protestantse pastorie van Cothen die ik als predikant bewonen mag, staat een machtige kastanjeboom. Cothen is een dorp dat deel uitmaakt van de gemeente Wijk bij Duurstede. Het oude Dorestad zou zich zomaar uitgestrekt kunnen hebben tot hier aan de Kromme Rijn.
De pastorie is 170 jaar oud, maar de boom lijkt ouder. Hij is in ieder geval veel ouder dan ik. En als ik onder het bladerdak sta, of als ik omhoogkijk naar de kale takken alsof ik het gewelf van een kathedraal in kijk, dan voel ik me klein maar beschermd.
Twee jaar geleden stond er nog zo’n kastanjeboom voor de deur, maar die moest vanwege de kastanjeziekte worden gekapt. Ik heb er een dag met pijn in het hart naar staan kijken toen hij stukje voor stukje afgezaagd werd. Ik miste de boom nog wekenlang. Er zit leven in een boom, en deze voor mijn deur heeft door de hoge leeftijd iets van eeuwigheid om zich heen.
De boom des levens die hemel en aarde verbindt, is te vinden in de Bijbel, in de mystiek, in de wijsheid van alle tijden en plaatsen.1 Vertelt Jezus niet een verhaal over een mosterdzaadje dat uitgroeit tot een boom waarin de vogels kunnen schuilen? Jezus Zelf gebruikt de boom om te vertellen over het koninkrijk van God dat met zijn komst dichtbij is gekomen (Marcus 4:30-32). Bonifatius staat behalve om zijn dood door de handen van de Friezen bekend om het omhakken van een heilige boom. Een eik die de geschiedenis is ingegaan als de Donareik.
In de beschrijvingen van zijn leven – ‘hagiografieën’ waarin zijn heiligheid benadrukt wordt – wordt verteld hoe Bonifatius ten strijde trok tegen symbolen en heiligdommen van het heidendom van zijn tijd. In die beschrijvingen lijkt het duidelijk wat ‘heidens’ is: het is het tegenovergestelde van waar het christendom voor staat. Duidelijk is ook dat het heidendom bestreden moet worden.
De protestantse theoloog Henk Vreekamp schreef een boek waarin hij dwalend over de Veluwe van zijn jeugd de heiden in zichzelf tegenkomt. De heiden ontmoet het heilige in de gang van de seizoenen en in de vitaliteit van de natuur. ‘Ik ben heiden’, schrijft Vreekamp aan het einde van zijn boek. Die heiden wordt door Christus aangesproken, maar ‘blijft een heiden in het diepst van zijn gedachten’.2
In een interview met het Friesch Dagblad naar aanleiding van zijn boek Zwijgen bij volle maan zegt Vreekamp: ‘De heiden is letterlijk “mens van de heide”. Hij leeft dicht bij de natuur, de jaargetijden en zonsop- en ondergang bepalen zijn ritme. Ik kom zelf uit een boerengezin en heb het van nabij meegemaakt. Ik ben als heiden geboren, het zit in mijn vlees en bloed, in mijn genen. Ik ben gedoopt, maar dat maakt mij niet los van mijn heidense wortels, mijn geboortegrond. Je kunt zeggen dat dit neigt naar bloed en bodem. Klopt, maar loop daar niet voor weg. Juist door het te verdringen gebeuren er ongelukken.’3 Ik koester de boom voor mijn deur. Is dat de heiden in mij? Of kan een boom voor een christen ook een vindplaats van heiligheid zijn?
afbeelding om Bonifatius in Wijk bij Duurstede te gedenken, op 28 mei 2016 onthuld |
Dorestad lag op de grens van christelijk en heidens gebied. De christelijke Frankische cultuur en de heidense Noordzeecultuur van Friezen, Denen en Saksen ontmoetten elkaar in deze handelsstad om zaken te doen. Daar waar Rijn en Lek bij elkaar kwamen, en waar de Kromme Rijn de belangrijkste handelsverbinding met het noordelijker gebied van de Friezen vormde, kwamen christenen en heidenen elkaar tegen. Dorestad dankte zijn bloei aan de ontmoeting van, de uitwisseling tussen culturen. Het is waarschijnlijk dat in Dorestad geen grootse christelijke heiligdommen werden opgericht; om de handel niet in de weg te zitten bleef de stad zo neutraal mogelijk.
In het Veluwse gebied ten noorden van Dorestad drong het christendom waarschijnlijk in de loop van de achtste eeuw door, nadat Bonifatius in 716 aankwam in de Lage Landen. Bonifatius speelde in de kerstening geen hoofdrol. Het was Lebuinus, ook een geestelijke die op de Britse eilanden geboren en opgeleid was, die de Saksen op de Veluwe opzocht met het evangelie.
Bonifatius trok naar het oosten, waar hij bij Fritzlar de Donareik zou omhakken. Maar behalve dat was Bonifatius eerder bouwer van kerkstructuren dan degene die het contact met de heidenen aanging. Met de kennis van nu kun je zeggen dat missionaire activiteit andere gaven en competenties vraagt dan die nodig zijn voor het organiseren van een instituut. Bonifatius was geen ‘grensganger’ maar een bevlogen hervormer van de jonge christelijke kerk, die hij wilde zuiveren van kwalijke praktijken.
In de geschiedenis van het overdragen van het christendom is steeds gezocht naar manieren om de kern van de boodschap te communiceren met mensen die daar nog niet mee te maken hadden gehad. Daarvoor was een vertaalslag nodig, dusdanig dat christelijke verhalen en begrippen in een andere cultuur konden landen en wortel schieten in de levens van mensen.
Uit ongeveer 835, een eeuw na de komst van Bonifatius in de Lage landen (de bloeitijd van Dorestad), kennen we de Heliand: een episch gedicht over het leven van Jezus Christus, geschreven in het Oudsaksisch. Er zijn vermoedens dat de Heliand ontstaan is in de omgeving van Fulda, waar Bonifatius een klooster liet stichten. In het gedicht wordt een brug geslagen tussen het verhaal van Jezus Christus en de cultuur van de Germanen. Daarin worden opvallende aanpassingen in het verhaal aangebracht, om aan te sluiten bij de belevingswereld van de heidense hoorders. Christus krijgt de trekken van een Germaanse held, een adellijke heer te paard. In het kerstverhaal wordt Hij gewikkeld in doeken met edelstenen, en ook in de rest van zijn leven wordt Hij voorgesteld als heerser en overwinnaar; zo vaart Hij in een hoog Vikingschip over het meer van Galilea.
We zien in Bonifatius’ leven dat hij vooral ingangen zoekt in de steden, aan hoven en bij koningen. Dat lijkt aan te sluiten bij de inhoud van de Heliand waarin het evangelie begrijpelijk gemaakt wordt voor een ‘doelgroep’ die dit stedelijke leven leefde. De mensen die buiten de steden te midden van de seizoenen leefden, herkenden zich waarschijnlijk minder in de taal en de beelden van de Heliand. Je kunt hen de ‘echte’ heidenen noemen: ‘mensen van de heide’.
In de eenentwintigste eeuw is Wijk bij Duurstede een geseculariseerd stadje. Op de oever van de Kromme Rijn ging de meerderheid van de bevolking niet mee met de reformatie en overheerst het katholicisme. Maar inmiddels hebben de meeste mensen met katholieke en protestantse wortels geen warme band meer met het instituut.
Vanuit het missionaire initiatief ZIN in Wijk bij Duurstede ben ik een ochtend in de maand in het café aan de Markt ‘de Engel’, beschikbaar voor wie maar in gesprek wil. Daar en op andere momenten kom ik ‘nieuwe spirituelen’ tegen. Moyaert (hoogleraar en onderzoeker op het gebied van interreligieuze dialoog) beschrijft hoe in de spiritualisering van religie de autoriteit van de traditie en het gezag van de geloofsgemeenschap afneemt.4 Geloof is resultaat van een persoonlijke keuze veeleer dan van een voorgegeven traditie. Nieuwe spirituelen zijn zoekers die zelf op zoek gaan naar betekenis en zin. Daarbij putten ze uit allerlei religieuze tradities. Zo kunnen in een gesprek bij de koffie Jezus, reïncarnatie en genade moeiteloos met elkaar verbonden worden door mijn gesprekspartners.
Nieuwe spirituelen putten uit oosterse religies maar ook uit wat Bonifatius ‘heidendom’ genoemd zou hebben. Nieuwe spiritualiteit omvat vele stromingen: nieuw heidendom (neopaganisme), esoterische bewegingen zoals theosofie en gnostiek, nieuwe volksreligie zoals spiritisme en waarzeggerij, en allerhande alternatieve geneeswijzen. Frans Jespers, godsdienstwetenschapper aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en samensteller van de bundel ‘Nieuwe religiositeit in Nederland’ in een artikel in Trouw: ‘Het wereldbeeld is holistisch. De mens is deel van een groter geheel en heeft als nietig wezen rekening te houden met geesten, goden en natuurkrachten.’ (Trouw, de Verdieping, 11 december 2010.)
Het Sociaal Cultureel Planbureau bericht: ‘Spirituele belangstelling is geen surrogaat voor godsdienstig geloof en kerkelijke deelname. Sommige aspecten blijken voor veel kerkleden goed te combineren met traditionele christelijke godsdienstigheid, bij andere aspecten kan gesproken worden van een nieuwerwetse belevingswereld, waarin andere dingen worden nagestreefd dan in het oude geloof, van een modernisering, een bij de tijd brengen van het geloof.’ (Rapport Geloven binnen en buiten verband, godsdienstige ontwikkelingen in Nederland, mei 2014, 115.) Nieuwe spiritualiteit die verwantschap heeft met het ‘heidendom’ is wijdverbreid; kerkverlaters en randkerkelijken combineren het met een christelijke achtergrond – die van katholieken huize nog gemakkelijker dan de protestanten.
In de Protestantse Kerk in Nederland is ervoor gekozen veel energie te steken in missionaire initiatieven. Pioniersplekken worden plekken als ZIN in Wijk bij Duurstede genoemd: experimentele geloofsgemeenschappen voor mensen die niet of niet meer in de kerk komen. Het is een spannend proces, want de vraag is wat er precies op deze missionaire plekken groeien gaat. Worden het geloofsgemeenschappen die verwantschap vertonen met de kerk? Een grote vraag is wat mij betreft: hoe groeit een geloofsgemeenschap in een tijd waarin velen zoekers zijn? Zinvol religieus leven is voor hen verbonden met een veelheid aan perspectieven en met het leren van verschillende tradities, terwijl exclusief commitment moeilijk wordt gevonden. Is dit een voedingsbodem voor een georganiseerde vorm van (christelijke) religiositeit?
Inspiratiebron voor het mogelijk maken van pioniersplekken is de beweging Fresh Expressions in de Anglicaanse kerk. Net als in de tijd van Bonifatius komt er nu missionaire inspiratie van de Britse eilanden. In het proces van pionieren wordt heel veel tijd ingeruimd voor het luisteren naar de context. Missionarissen en zendelingen in de niet-westerse wereld begrepen al dat ze eerst de taal en cultuur moesten leren voordat ze iets zouden kunnen overbrengen van hun geloof.
Kleasterkuier (wandeling) van Nijkleaster, rond Jorwerd |
Een van de pioniersplekken is Nijkleaster, een protestants klooster in Jorwerd. U weet wel, dat Friese dorp dat een hoofdrol speelt in het boek van Geert Mak Hoe God verdween uit Jorwerd. Het ligt zo’n 40 kilometer verwijderd van Dokkum en de Bonifatiuskapel waar pelgrims Bonifatius kunnen gedenken.
Initiatiefnemer Hinne Wagenaar liet zich inspireren door een klooster op het eiland Iona dat staat in de Keltisch-christelijke traditie. Opvallend in die traditie is de grote verbondenheid met de natuur. De Keltische missionarissen die in de tijd voor Bonifatius naar het Europese vasteland trokken, namen die houding mee, bovendien stonden ze positiever tegenover de inheemse cultuur dan bijvoorbeeld Bonifatius.
Nijkleaster kent een wekelijkse ‘Kleasterkuier’ – een wandeling, voorafgegaan door een viering in het kerkje en afgesloten met een maaltijd. Het beleven van de natuur op het Friese vlakke land en het spreken over het evangelie gaan hier hand in hand. De verwantschap met het Keltische christendom is hier goed voelbaar.
Nijkleaster werd in oktober 2012 geopend, maar in 2009 droomde Wagenaar in een preek over het realiseren van deze plek:
Een heilige plaats,
als een hoge berg om alleen te kunnen zijn, stil voor God,
als een rustplaats in een rustloze wereld,
als een oase van gemeenschap te midden van de eenzaamheid,
als een plek van heling en genezing in een ziekmakende maatschappij,
als een plek van spiritualiteit te midden van cynisme en moedeloosheid,
als een plek om Fries, vroom en vrij te zijn,
als een plek om kracht op te doen voor onderweg!5
Nu het christendom in de westerse wereld op zijn retour is, wordt ook daar contextualisatie een steeds vaker gebruikt begrip. Heb je geen oog en oor voor de context, de taal en de ervaringswereld van mensen, dan heb je ook geen boodschap aan hen. Bovendien heeft een groeiend deel van de westerse bevolking geen weet meer van christelijke verhalen en symbolen.
Je zou ook kunnen zeggen: we staan opnieuw op de grens van het heidendom. En dat vraagt om heel goed luisteren voordat je iets zeggen kunt. Op wat voor manier is christelijk geloven relevant en actueel voor mensen van onze tijd? Hoe vertalen we met elkaar, gelovigen en niet-gelovigen, kerkelijk actieven en pioniers, leken en theologen, plattelanders en stadsbewoners, nieuwe spirituelen en andersgelovenden het evangelie? Om wat voor ‘heilige plekken’ vraagt onze tijd?
Missionair zijn vraagt om dialoog op gelijke hoogte. De ander is daarbij niet degene bij wie je een boodschap aflevert. De ander is een echte gesprekspartner en een spiegel waarin je je eigen religieuze traditie bekijkt. Wat is er wezenlijk? Wat is er contextbepaald? Wat kun je communiceren en wat is onvertaalbaar? Wat valt weg als je er langer naar gaat kijken, met nieuwe ogen? Op de grens ontdek je zo nieuwe betekenis.
Deze tijd vraagt om hervormers als Bonifatius, maar dan heel anders. Deze tijd vraagt om hervormers die het instituut kerk op een andere manier durven benaderen en organiseren. Die opgebouwde vormen durven loslaten en nieuwe durven zoeken, passend bij deze tijd.
In Cothen, in het kerkje vlak naast de grote kastanjeboom, wordt met regelmaat gemediteerd. De oude kloostertraditie van de lectio divina (een lezing van de Bijbel waarbij stilte een grote rol speelt) wordt op een nieuwe manier opgepakt in het dorpskerkje. Zo worden nieuwe wegen gezocht.
Noten
1. Hendrik Vreekamp, Zwijgen bij volle maan. Veluwse verkenning van Edda, Evangelie en Tora (Zoetermeer 2003), 22.
2. Hendrik Vreekamp, Zwijgen bij volle maan. Veluwse verkenning van Edda, Evangelie en Tora (Zoetermeer 2003), 302.
3. ‘Kerk moet terug naar heidense wortels’, interview met Henk Vreekamp in het Friesch Dagblad, zaterdag 27 september 2003.
4. Marianne Moyaert, ‘Wat nieuwe spirituelen inspireert en drijft is een ervaring van overvloed’, lezing aan de Radboud Universiteit, zie: http://www.nieuwwij.nl/verdieping/moyaert/
5. Hinne Wagenaar, zie: http://hinnewagenaar.frl/nijkleaster/kracht-voor-onderweg/
Geraadpleegde literatuur
Vreekamp, H., Zwijgen bij volle maan. Veluwse verkenning van Edda, Evangelie en Tora (Zoetermeer 2003)
Over de auteur:
Rebecca Onderstal (1969) is predikant binnen de Protestantse Kerk in Nederland en werkt als dorpsdominee in Cothen (een van de kernen van Wijk bij Duurstede). Als missionair predikant is ze tevens initiator van ZIN in Wijk bij Duurstede, een plek waar geëxperimenteerd wordt met nieuwe vormen van kerk-zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten