woensdag 18 januari 2012

Is opa een sterretje aan de hemel?

Ik weet nog hoe het was toen ik voor het eerst aan het bed zat van een leeftijdgenoot die wist dat ze snel dood zou gaan. Ik zat daar en het was alsof ik met haar in een gat keek. Of misschien zag zij geen gat, maar zo voelde het wel voor mij. Het joeg mij plaatsvervangend angst aan, de onbekende naderende dood. En ik voelde me machteloos; ik kon alleen maar met haar meekijken en niet weglopen.  Zij had kleine kinderen in de leeftijd van die van mij. Dat maakte dat het dichtbij kwam. Maar later had ik het ook met een vijftiger die ongeneeslijk ziek was. Herkende ik hun angst, of was het vooral die van mij? Het beeld van de dood als een groot gat dat zich voor me opent is op de achtergrond gebleven.
Afgelopen dagen volgde ik een cursus voor predikanten over de voorstellingen die er bestaan van leven na de dood, en de christelijke positie daarin. Een cursus met als pakkende titel ‘Is opa een sterretje aan de hemel’.. Als je als dominee familie begeleidt bij een afscheid lijken Frans Bauer (’n trein naar niemandsland http://www.youtube.com/watch?v=_qJy4cOrPL0)  en Jan Smit (ik schrijf je naam in de sterren http://www.youtube.com/watch?v=624qjXlVVQ0) soms de belangrijkste leveranciers van beelden van leven na de dood. Daar sta je als theoloog werkeloos bij. Aan de andere kant van het spectrum is er de omgang met de dood zoals we die zien bij Connie Palmen (Logboek van een onbarmhartig jaar). Daarbij is van een verwijzing naar méér, boven deze werkelijkheid uit (of er uit opkomend) geen sprake. Het verdriet en gemis is alles wat er is.

Ik heb meer moeite met het eerste: dat een leven na dood zo probleemloos lijkt te zijn. Twijfel of oma in de hemel is, of opa wel een sterretje is lijkt afwezig. De overgang  naar een leven na de dood verloopt te gladjes. Terwijl in mijn beleving de dood een inbreuk is en blijft op het leven.
Is dat een kwestie van psychologie; mijn persoonlijke moeite om het leven los te moeten laten? 
Of zegt de theologie hier ook iets over?
Is het passend voor een gelovige om vol vertrouwen de hemel tegemoet te gaan, of is onwetendheid en afwezigheid van beelden passender?
foto: Jolinda van de Beukel
Er valt veel voor te zeggen – vindt de dominee in mij - dat de mens zijn plaats moet weten, of mag beseffen. Wij hopen op eeuwigheid, we zoeken God, maar weten doen we bijna niets. Ook niet over leven na de dood. De Bijbel biedt een diversiteit aan beelden, geen eenduidigheid. We kunnen doen alsof we het weten, maar daarmee reiken we ver boven onszelf uit. Als de trein van Frans Bauer te  soepeltjes naar de hemel tuft – je hoeft alleen maar in te stappen – dan mis ik het verdriet en het diepe gemis, en de vraag of een leven wel ‘af’ en goed geweest is. Eigenlijk wordt de grootheid van God en de menselijkheid van de mens beide onrecht gedaan. Willen we de vragen liever wegstrijken? Verklaarbaar in de ontkenningsfase van een rouwproces, maar toch.. Vergankelijkheid is deel van het leven. We zijn beperkt, falen, kunnen niet alles, en ergens houdt het op, maar liever schuiven we dat besef onder het tapijt. Sterven is deel van ons dagelijks leven maar we sluiten er de ogen voor tot we er niet meer onderuit kunnen. Bij de één duurt dat tot ouderdomsgebrek de vergankelijkheid onontkoombaar maakt. Een ander wordt al vroeg met ongeluk geconfronteerd en raakt de vragen nooit meer kwijt.

We willen liever onsterfelijk zijn. En als het ons lichamelijk niet lukt, dan toch tenminste onze ziel. Die zal toch wel voortbestaan…? Te mooie beelden voor het leven na de dood kunnen een poging zijn om de controle tot over de grenzen van ons bestaan op te rekken.
Toch zou
 ik ‘een trein naar niemandsland’ van Frans Bauer zo draaien in een afscheidsdienst. Want God laat zich zomaar op onverwachte plekken vinden. Alleen, zoeken we ook? Is er sprake van openheid voor spreken over wie God is, en wie de mens tegenover God, of in ieder geval om de vraag te stellen. Of draaien we het liedje en is daarmee de kous af?

Het doet mij verdriet als de mens met zijn/haar verdriet alleen blijft, ronddraaiend er in, eindeloos herinneringen delend, de ene spreker na de andere. Of als er snelle troost wordt geboden die geen recht doet aan de diepte van het verdriet. Er moet aan twee dingen recht worden gedaan.
Aan de lijfelijke ervaring van gescheiden worden en afgesneden zijn, de rauwheid van rouw. Daar lopen we liever voor weg, die ontkennen we, zelfs met religieuze middelen die ons voorhouden dat de geliefde voortleeft, ergens.
En er is een perspectief nodig dat de mens bevrijdt uit zichzelf, dat uitzicht geeft op wie de mens is in een breder verband. Ik leef niet voor mijzelf, ik leef niet alleen.
Ik begeleidde iemand die doodziek was. In de afbraak van zijn lichaam en zijn afhankelijkheid voelde hij zich waardeloos geworden. Niet meer de mens die hij was. Ik zat naast hem en kon niet anders dan de grote breuk ervaren die zijn ziekte veroorzaakt had. Als voorbode van het grote gat van de dood dat steeds dichterbij kwam.
Ik wist niet anders dan tegen hem te zeggen: ´er wordt van je gehouden.. dat maakt dat jouw leven de moeite waard is. Niet wat je presteert.`
Angst voor de dood, wat is dat? Als ik voor mezelf spreek, heeft het veel te maken met angst om afgesneden te raken, alleen en eenzaam te zijn. En ergens zit daar een link met het traditionele beeld van een oordeel aan het einde van het leven. Want wat maakt dat je alleen gelaten wordt – dat heeft te maken met afwijzing van wie je bent, met niet goed genoeg zijn. Gewogen en te licht bevonden…
Voor mij is dè boodschap van het geloof dat er een relatie is waar je in geborgen blijft. Ik ben niet alleen. Er is Iemand die mij kent, die nooit loslaat met wie Hij ooit begonnen is.
Mij kan de angst voor de dood als een groot niets overvallen. Diep doordrongen van de wetenschap dat mijn lichaam ophoudt. En dat wij weliswaar mooie beelden scheppen maar wat zegt dat over onze lijf & ziel? Wat helpt ons aan de grens? Een ziel? Maar ben ik toch niet gewoon mijn brein, dat ophoudt als het hart er geen zuurstof meer heen pompt?
Twee dingen helpen mij. Er wordt van mij gehouden. Dat houdt mij in het leven overeind, en God houdt daarmee niet op in de dood.
En er zijn de verhalen over Jezus die  mens werd, en daardoor dichtbij mijn dagelijks leven staat, met alles erop en eraan. Die zelfs dood ging. God is in de dood. Pijn en eenzaamheid deelt de Eeuwige. En zelfs dat is niet het laatste, er is het mysterie van de opstanding. Ik kan er met mijn hoofd niet bij, wat dat betekent. .

God raakt onze aarde, heiligt het dagelijkse, geeft er eeuwigheidswaarde aan. God dichtbij mensen, tot in de dood. Hebben we daarmee een onsterfelijke ziel, belanden we op een ster? Ik weet het niet.. Soms weet ik wel heel even van eeuwigheid, in een ogenblik van helderheid en nabijheid.  Vermoedens.. die het leven lichter maken. Zouden ze ook oplichten in de dood?

1 opmerking:

  1. Wat ben ik blij dat er mensen zijn die woorden kunnen geven aan gedachten en gevoelens rondom de dood. Daarom raad ik lezers aan de woorden hierboven morgen nog eens te lezen.
    Het lichaam is verbonden met de ziel dat is het leven op deze aarde voor mij Daarna gaat het verder met ons. Hoe... in anderen in onze kinderen in welke vorm dan ook, daarin heb ik vertrouwen. God is er in het moment van sterven of bijna sterven, dat heb ik denk ervaren. En in het moment dat mensen het meest nabij zijn met elkaar. Dat moment is de Liefde met een grote L en met een kleine.

    BeantwoordenVerwijderen