zaterdag 18 februari 2017

Spelen

gepubliceerd in de Geruchten, blad van Op Goed Gerucht

Een workshop waarbij ik niet hoefde te praten wilde ik. Om zo het risico dat ik weer over van alles zou gaan nadenken te beperken. Dus koos ik op Keiland (een week workshops en vieringen, al kamperend met het hele gezin op een groepskampeerterrein op Terschelling) voor een ochtend bewegingstheater. Het lijf mocht het werk doen. We maakten in 3 uur al improviserend een Oerol achtige voorstelling, in het duingebied achter het kampeerterrein. In een eerdere workshop was er ter plekke een land-art ‘decor’ gemaakt. Met hout en ander ‘sprokkel’materiaal was een enorme ritssluiting verbeeld.
Met een groep van 16 kregen we de instructie om over een duin heen dat decor in te kruipen, alsof we de wereld aan het ontdekken waren. Heerlijk was het, om door het duingras en zand (vermengd met geitekeutels van de los lopende geiten) naar beneden te rollen.
De rest ontstond al doende: het werden 2 groepen, die elkaar met zand gingen bekogelen, elkaar insloten, uitdaagden en wegjaagden. De ruimte – een eenzame dorre boom, de ‘rits’ van hout – riep beweging op. Rebecca Schoon, theatermaakster en workshopleider, stileerde de improvisatie en toen we het ’s middags uitvoerden voor mede-kampeerders was het spel een samenhangend stuk geworden. De groep die een ochtend bezig geweest was met muziek uit natuurlijke materialen halen kwam er bij en voegde al kijkend en zich aanpassend hun muziek toe. Wat het precies betekende, daar hadden we het nauwelijks over. Maar al spelend ontstond er betekenis. Als deze snelkookpan-voorstelling die na één dag weer geschiedenis was vaker en langer gespeeld was, dan was er vast een uitgebreider verhaal bij ontstaan. Maar ook zonder die zin-geving was het plezier groot.
“De mens speelt alleen indien hij in de volle betekenis van het woord mens is, en hij is alleen geheel mens, indien hij speelt.” Deze woorden zijn afkomstig van Friedrich Schiller (1796). In de tijd van de Romantiek beschrijft Schiller dat er in de mens 2 tendensen leven: de „redelijke drift‟, die analyseert en begrijpt volgens de regels van het zuivere verstand en de „zintuigelijke drift‟ in hem, die voelt vanuit de rijkdom van het gemoed en ervaart vanuit de ongestadigheid van de lichamelijke behoeften. In het spel komen deze twee samen: het redelijke van de regels en het zintuigelijke van de impulsen.
Ronde, M.A. de (2012), Spelende wijsheid. In: P. Blokhuis e.a. (red.) Vuur dat vuur ontsteekt. pag. 15-24, CHE-uitgave: Ede, 2013
Spel is moeilijk te definiëren. Johan Huizinga die het standaardwerk ‘Homo Ludens’ schreef (    ) noemt dat juist het belangrijkste kenmerk van spelen: het laat zich niet vangen in een functionele beschrijving. Het dient geen ander doel dan het spel zelf. Het creëert een eigen werkelijkheid die vraagt om ‘overgave’.
In de filosofische documentaire ‘Ik speel dus ik ben’ van Human beschrijft Daan Rovers spelen als een volledige onderbreking van de dagelijkse werkelijkheid. Het heeft een duidelijk afgebakende tijd en plaats waarbinnen het dagelijkse even wordt stil gelegd. De eisen waar je normaal aan moet voldoen worden opgeschort en in het spel kun je vervolgens vrij zijn en jezelf tot uitdrukking brengen. Het gaat daarbij niet om toeschouwers te plezieren – spel is bedoeld voor degenen die deelnemer zijn en in het spel zitten en niet voor degenen die langs de zijlijn staan en toekijken. Het spel bestaat voor zichzelf, om erin op te gaan. Schiller zegt: de dwingende realiteit wordt even van zijn troon gestoten.

Spel kan heel serieus zijn; het is per definitie iets wat alleen bestaat bij de gratie van het serieus nemen van de speelsheid zelf, van het erin opgaan. Alleen als je meedoet en je binnen de regels beweegt werkt het. Ga je erover in discussie of ga je aan de zijlijn staan, dan is het spel over.
Spel heeft een theatrale en een competitieve variant; het is een spel ‘om’ iets of een vertoning ‘van’ iets.
Zelf behoor ik tot de categorie mensen die niet ontspannen raakt van een spel waarin gewonnen of verloren kan worden. Van erin opgaan is dan bij mij geen sprake. Voor anderen werkt het juist wel; zij zijn volledig in het spel en denken nergens anders meer aan als ze met een ander wedijveren om de winst. Ook als toeschouwer kunnen mensen zo deel worden van het spel, dat ze het niet meer beschouwen als ‘maar een spelletje’.
De vraag is wel, of wij in onze tijd het spel niet teveel functionaliseren. Tijdens de Olympische Spelen ontstond er een discussie over het beleid van TeamNl manager Maurits Hendriks. Werd het plezier van de sport in zijn aanpak niet te zeer ondergeschikt gemaakt aan de doelstelling zoveel mogelijk te winnen? Is sport nog ‘spelen’ als het alleen op winnen mag uitdraaien?  Als je bij verlies voortijdig op een vliegtuig naar huis wordt gezet, zonder de slot ceremonie van de Spelen mee te kunnen maken? Verliezen is toch ook deel van het spel?
Probleem is wellicht dat het spel hier niet binnen zijn eigen grenzen blijft, maar zich gaat bewegen in de sfeer van economische en andere belangen. Spel om het spel zelf, zonder ander nut dan dat, in sport en kunst, kan zomaar terrein verliezen in onze maatschappij.

Tegelijk is er in onze cultuur een schreeuwende behoefte aan ‘leven in het moment’, aan slow en mindful leven, waarbij èven de eindeloze zorgen, prestatiedruk en verantwoordelijkheden geparkeerd kunnen worden. Al surfend vind een website als playcommunity.nl, een gemeenschap die zichzelf zo beschrijft: “PLAY neemt je mee op een reis naar plekken in jezelf, misschien wel buiten je comfort zone. But hey, we all know where the magic happens right?! Wie ben ik, als ik echt ga voelen, als ik echt ga luisteren naar wat er in mij leeft en mijn hoofd met alle kritische stemmen met rust laat?” Een spelende mens leeft pas echt, dat lees ik hierin.

Huizinga betrekt in zijn beschrijving van het spel ook het ‘heilig spel’: rituelen hebben de zelfde kenmerken als spel. Spel en de omgang met het ‘heilige’ zijn verwant aan elkaar. Binnen een afgebakende ruimte, bepaalde regels en ordening is overgave aan een andere werkelijkheid mogelijk. Opvallend is hoe uitgebreid Huizinga overweegt of hij hiermee religie niet tekort doet, maar hij komt tot de slotsom van niet.
Je zou kunnen zeggen dat net als het spel, de omgang met het ‘heilige’ onder druk staat. De omgang met een andere werkelijkheid die ‘nutteloos’ is, die geen zin heeft dan in zichzelf, die verliest terrein. Het spel en het heilige draaien beide om een vrije ruimte die niet tot iets anders herleidbaar is.
Een fenomeen als mindfulness laat zien, dat omgang met het heilige door meditatie ingevuld wordt op een manier die productiviteit, gezondheid en geluk moet vergroten. De ontmoeting met dat waar je door ontregeld kunt worden en dat zich niet laat terugbrengen tot dat waar je ‘beter’ van wordt verdwijnt uit beeld.
 Henri Nouwen beschrijft al in een boekje uit 19… hoe de mens is in zichzelf gekeerd geraakt, bij gebrek aan voeling met transcendentie. Er is voor velen geen andere werkelijkheid dan deze, en er is dus ook niets anders om in ‘op te gaan’ dan in jezelf en je eigen binnenste.
Mijn vermoeden is, dat het leven daarmee weinig ruimte overhoudt voor spel. Het wordt dodelijk serieus – en daarmee helemaal niet speels - , al draaiend om de eigen as.
Anders gezegd: vraagt of schreeuwt onze tijd niet om 'vrije ruimte’ waar het niet gaat om wat iets oplevert of wat voor functie het heeft? Mag het ook gewoon ‘mooi’ zijn zonder dat er iets mee gewonnen wordt of verdiend? Mag het ‘heilig’ en ‘anders’ zijn zonder dat ik er zelf beter van word? En als theoloog voeg ik toe: is God niet de ultieme vrije ruimte, waar een mens in de ruimte van de genade spelen kan?
Ik verken kort twee gebieden waarop er met het ‘heilige’ gespeeld kan worden.
Liturgie kun je heel goed een heilig spel noemen. Het lijf mag meedoen, door te zingen, te buigen, te knielen, water te voelen of licht te ontsteken. Maar ook woorden die een transcendente realiteit beschrijven hebben iets speels; ze vangen die andere, goddelijke werkelijkheid nooit helemaal. Hoe beter je dat beseft en plezier beleeft aan het woordenspel, hoe beter. En hoe meer eer aan God die zich steeds weer onttrekt, als andere werkelijkheid, aan de ons oog, zeg ik als theoloog. Wie alleen maar inzet op eenduidigheid, ratio en redelijkheid loopt het mysterie mis. Zonder spel wordt het theologiseren dodelijk serieus, in plaats van met overgave serieus en verzandt het spreken al snel in disputen.
In de liturgie wordt de deelnemer uitgenodigd op te gaan in een andere werkelijkheid, en in het spel van de taal is dat ook het geval. Deze zomer las ik van Lauren F. Winner ‘Wearing God. Clothing, Laughter, Fire and Other Overlooked Ways of Meeting God’, een boek waarin verrassende en dagelijkse Bijbelse Godsbeelden worden opgediept, afgestoft en verbonden met dagelijkse realiteit. Winner speelt ermee op een manier die mijn werkelijkheid verbindt met die van God, als ik instap in in het Bijbelse spel van spreken over God.
Het lijf en de taal – beide ontdekken zin zonder dat het bedacht hoeft te worden. Het heeft veel met overgave aan een andere werkelijkheid te maken. Zoals dat ging in het bewegingstheater op een Terschellings duin.

foto's: Wil Kaljouw

Geen opmerkingen:

Een reactie posten